11.2
Werkschema en intervallen in acht nemen
▶
Neem de genoemde intervallen in acht. Voer alle ge-
noemde werkzaamheden uit (→ bijlage D).
11.3
Reserveonderdelen aankopen
De originele componenten van het toestel werden in het ka-
der van de CE-conformiteitskeuring mee gecertificeerd. In-
formatie over de beschikbare Vaillant originele reserveon-
derdelen vindt u op het aan de achterkant vermelde contact-
adres.
▶
Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-
len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend Vaillant originele
reserveonderdelen.
11.4
Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren
11.4.1 Beschermingsbereik controleren
▶
Controleer of in het gebied rondom het product het
gedefinieerde beschermingsbereik is aangehouden.
(→ Hoofdstuk 4.1)
▶
Controleer, dat geen bouwkundige veranderingen of in-
stallaties naderhand zijn uitgevoerd, die het bescher-
mingsbereik beïnvloeden.
11.4.2 Product reinigen
▶
Reinig het product alleen als alle manteldelen en afdek-
kingen zijn gemonteerd.
▶
Reinig het product niet met een hogedrukreiniger of een
gerichte waterstraal.
▶
Reinig het product met een spons en warm water met
reinigingsmiddel.
▶
Gebruik geen schurende middelen. Gebruik geen oplos-
middelen. Gebruik geen chloor- of ammoniakhoudende
reinigingsmiddelen.
11.4.3 Manteldelen demonteren
1.
Controleer vóór het demonteren van manteldelen met
een gaslekdetector of koudemiddel ontsnapt.
2.
Demonteer de manteldelen voor zover die voor de
volgende onderhoudswerkzaamheden nodig zijn.
(→ Hoofdstuk 5.14.1)
11.4.4 Ontluchtingsklep sluiten
Voorwaarde: Alleen bij het eerste onderhoud
1
▶
Sluit de ontluchtingsklep (1).
182
11.4.5 Verdamper, ventilator en condensafvoer
controleren
1.
Reinig de spleet tussen de lamellen met een zachte
borstel. Vermijd hierbij dat de lamellen worden gebo-
gen.
2.
Verwijder vervuiling en afzettingen.
3.
Trek eventueel gebogen lamellen met een lamellen-
kam glad.
4.
Draai de ventilator met de hand.
5.
Controleer of de ventilator vrij kan lopen.
6.
Verwijder vervuiling, die zich op de condensbak of in
de condensafvoerleiding heeft verzameld.
7.
Controleer de vrije afvoer van water. Giet hiervoor ca.
1 liter water in de condensbak.
8.
Waarborg, dat de verwarmingsdraad in de condensaf-
voertrechter is opgenomen.
11.4.6 Koudemiddelcircuit controleren
2
1
1.
Controleer of de componenten en buisleidingen vrij zijn
van verontreiniging en corrosie.
2.
Controleer de afdekkappen (1) en (2) van de onder-
houdsaansluitingen op vastheid.
11.4.7 Koudemiddelcircuit op dichtheid
controleren
1.
Controleer of de componenten in het koudemiddelcir-
cuit en de koudemiddelleidingen vrij zijn van beschadi-
gingen, corrosie en olielekkage.
2.
Controleer het koudemiddelcircuit met een gaslekde-
tector op dichtheid. Controleer daarbij alle componen-
ten en leidingen.
3.
Noteer het resultaat van de dichtheidstest in het instal-
latieboek.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020299004_09