7.1
Elektrische installatie voorbereiden
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok bij
ondeskundige elektrische aansluiting!
Een ondeskundige elektrische installatie
kan het veilige gebruik van het product be-
ïnvloeden en tot lichamelijk letsel en materi-
ële schade leiden.
▶
Voer de elektrische installatie alleen uit
als u een opgeleide installateur bent en
voor dit werk gekwalificeerd bent.
1.
Let op de technische aansluitvoorwaarden voor de
aansluiting op het laagspanningsnet van de energie-
leverancier.
2.
Bepaal, of de functie blokkering energiebedrijf voor het
product beschikbaar is en hoe de stroomvoorziening
van het product, afhankelijk van het type uitschakeling,
moet worden uitgevoerd.
3.
Bepaal via het typeplaatje de ontwerpstroom van het
product. Leid daarvan de passende draaddoorsnedes
voor de elektrische leidingen af.
4.
Bereid het plaatsen van de elektrische leidingen van
het gebouw door de wanddoorvoer naar het product
voor. Wanneer de leidinglengte meer is dan 10 m, be-
reid dan een van elkaar gescheiden installatie van de
netaansluitkabel en de sensor-/busleiding voor.
7.2
Vereisten aan de netspanningskwaliteit
Voor de netspanning van het eenfasige 230 V-net moet een
tolerantie van +10% tot -15% aanwezig zijn.
7.3
Vereisten aan elektrische componenten
Voor de netaansluiting moeten flexibele slangleidingen wor-
den gebruikt die voor de plaatsing in de open lucht geschikt
zijn. De specificatie moet minstens aan de standaard 60245
IEC 57 met de afkorting H05RN-F voldoen.
De elektrische scheidingsinrichtingen moeten een contact-
opening van minstens 3 mm hebben.
Voor de elektrische beveiliging moeten trage zekeringen met
karakteristiek C worden gebruikt.
Voor de bescherming van personen moeten voor de installa-
tieplaats voorgeschreven, voor alle stromen gevoelige aard-
lekschakelaars type B worden gebruikt. De activering moet
kortstondig vertraagd zijn en geschikt voor toepassing van
ondulators (afschakelkarakteristiek > 1 kHz).
7.4
Eisen aan de eBUS-leiding
Houd de volgende voorschriften aan bij de installatie van
eBUS-leidingen:
▶
Gebruik 2-aderige kabel.
▶
Gebruik nooit afgeschermde of getwiste kabel.
▶
Gebruik alleen passende kabel, bijv. van het type NYM of
H05VV (-F / -U).
▶
Houd de toegestane maximale lengte van 125 m aan.
Daarbij geldt een aderdiameter van ≥0,75 mm² tot 50 m
totaallengte en een aderdiameter van 1,5 mm² vanaf
50 m.
Om storing van de eBUS-signalen (bijv. door interferentie) te
voorkomen:
0020299004_09 Installatie- en onderhoudshandleiding
▶
Houd een minimale afstand van 120 mm aan tot netaan-
sluitkabels of andere elektromagnetische storingsbron-
nen.
▶
Installeer bij parallel leggen met netvoedingskabels de
kabels conform de geldende voorschriften bijv. op kabel-
tracés.
▶
Uitzonderingen: bij wanddoorvoeren en in schakelkas-
ten is onderschrijding van de minimale afstand accepta-
bel.
7.5
Elektrische scheidingsinrichting
De elektrische scheidingsinrichting wordt in deze handleiding
ook als scheidingsschakelaar aangeduid. Als scheidings-
schakelaar wordt normaal gesproken de zekering respectie-
velijk de installatieautomaat gebruikt, die in de meter-/zeke-
ringkast van het gebouw is ingebouwd.
7.6
Componenten voor functie blokkering
energiebedrijf installeren
Bij de functie 'blokkering energiebedrijf' wordt de warmteop-
wekking van de warmtepomp tijdelijk door het energiebedrijf
uitgeschakeld. De uitschakeling kan op twee manieren wor-
den uitgevoerd:
1.
Het signaal voor de uitschakeling wordt naar de aan-
sluiting S21 van de binnenunit geleid.
2.
Het signaal van de uitschakeling wordt naar een lokaal
geïnstalleerde scheidingsschakelaar in de meter-/zeke-
ringkast geleid.
▶
Als de functie 'blokkering energiebedrijf' aanwezig is,
moet u aanvullende componenten in de meter-/zekering-
kast van het gebouw installeren en bedraden.
▶
Houd daarvoor het schakelschema in de bijlage van de
installatiehandleiding van de binnenunit aan.
7.7
Afdekking van de elektrische aansluitingen
demonteren
B
1.
Let erop dat de afdekking een veiligheidsrelevante af-
dichting bevat, die bij een lekkage in het koudemiddel-
circuit optimaal moet werken.
2.
Demonteer de afdekking zoals weergegeven in de af-
beelding, zonder de afdichting rondom te beschadigen.
A
177