Laadfunctie (afb. 4)
afb. 4
1: Aanvang van het laden
2: Tijdens het laden
3: Einde van het laden
4: Leeg
5: Halfvol
6: Vol
Tijdens het laadproces vermindert de stroom (waarvan de waarde
op de digitale ampèremeter wordt aangegeven) langzaam en in
overeenstemming met de W-kromme volgens DIN 41774.
Als de accu volledig geladen is, geeft de digitale display waarden
aan dicht bij nul.
De in de afbeeldingen genoemde waarden zijn zuiver informatief
en kunnen tijdens het reële laadproces, afhankelijk van de accu,
afwijken.
Bij alle om- en instellingen van de acculader altijd de
netstekker uitnemen.
Laadfunctie
Sluit het laadapparaat aan de te laden accu aan.
•
De zwarte poolkabel moet altijd als éérste aangesloten
•
worden aan de minpool, daarna de pluspool
aanklemmen.
•
Klem de accu van het voertuig, voor het laden,
geheel af.
Stel het laadapparaat altijd in op de laagste
•
laadspanning (min/1).
•
Steek nu de netstekker in het stopcontact en regel de
laadspanning naar `boven tot een laadstroom
aangegeven wordt die ca. 10% van de accucapaciteit is.
De laadspanningen kunnen bij verlaagde laadstroom
•
verhoogd worden.
Uiterlijk 3-5 uren, na de afgeronde lading, de accu
•
afklemmen.
•
De laadstroomindicatie gaat, na de afgeronde
lading, niet helemaal naar nul terug.
AANWIJZING: De laadstroom moet ongeveer 10% van de
accucapaciteit bedragen! (Voorbeeld: 88 AH accu →
laadstroom ca. 9 A)
Laadtijd van de accu
•
De laadtijd is altijd afhankelijk van de staat van de accu
(volledig geladen, tot de helft geladen of volledig
ontladen).
Voor het laden „als opfrissing" van een accu is 2 - 4 uur
•
nodig, Voor een volledige lading is 8 - 10 uur nodig.
•
Een maximale laadtijd van 10 uur niet
overschrijden.
Starthulp
voor voertuigen met 35-105 AH loodaccu 12 V
LET OP! Tijdens het opstartproces kunnen
•
overspanningen ontstaan, de on-board elektronica
kunnen beschadigen hun voertuig. Bespreek met uw
auto-specialist.
batterij en sluit het voertuig te worden geklemd
•
Het laadapparaat moet principieel met 2 personen
•
gestart worden.
De éérste persoon bedient de startschakelaar van het
•
laadapparaat. De tweede persoon start onmiddellijk
daarna het voertuig..
Zodra het voertuig is aangelopen, het startproces
•
onmiddellijk onderbreken, max. 9-10 sec.
Na een niet gelukte startpoging gelieve ca. 5 minuten te
•
wachten, tot het apparaat afgekoeld is.
Tip: als u de batterij gedurende 10-15 minuten tot
dagvaarding vereist veel minder batterijcapaciteit
opstarten.
Let op: Wordt de max. startduur van 10 sec.
overschreden, dan kunnen de zekeringen doorbranden,
resp. schaden aan voertuig ontstaan!
Let op: De klemmen mogen niet aanraken.
Let op: De acculader beschikt over een zekering
voor overbelasting.
Belangrijk: Het vervangen van zekeringen, die niet met de
waarden van het apparaat overeenstemmen, kan
materiaal- en persoonlijke schaden veroorzaken.
Veiligheidsinstructies voor de bediening
Alle veiligheids- en beschermingsinrichtingen moeten
•
behoorlijk aangebouwd en op hun plaats zijn voordat het
apparaat ingeschakeld mag worden.
Startpogingen van voertuigen met lege of defecte accu's
•
zijn verboden omdat het tot beschadiging van het
apparaat kan leiden.
Voordat de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld, dient u
•
zich er van te overtuigen dat het juist is aangesloten.
Waarschuwing! Indien u twijfels hebt: Laat u zich bij het
•
gebruik door een vakman in een geautoriseerd
servicecentrum voorlichten.
Gebruik het apparaat pas nadat u de gebruiksaanwijzing
•
aandachtig hebt gelezen.
Let op alle, in de gebruiksaanwijzing aangegeven,
•
veiligheidsinstructies.
Gedraagt u zich verantwoord tegenover andere
•
personen.
Aanwijzingen stap voor stap
Laden
1.
De acculader aansluiten.
2.
Laadfunctie instellen (min/1).
3.
De acculader inschakelen.
4.
De netkabel aansluiten.
5.
De accu wordt geladen (max. 10 uur).
Starten
1.
De acculader aansluiten.
2. Startfunctie
instellen.
3.
De netkabel aansluiten.
4.
Acculader inschakelen, daarna onmiddellijk het voertuig
starten.
5.
Zodra het voertuig is aangelopen, het startproces
onmiddellijk onderbreken en de acculader uitschakelen
en afkoppelen.
Storingen – Oorzaken - Oplossingen
LET OP: ALTIJD EERST DE OVERLASTBEVEILIGINGEN
CONTROLEREN!
Veiligheidsschakelaar:
1.
De rode tang aan de pluspool en de zwarte tang aan de
minpool aansluiten.
2.
Het contact verwijderen en de zekeringen controleren.
3.
Lagere laadspanning kiezen.
4.
Is de vermogensopname van de accu te hoog, dan
wordt aanbevolen de accu door een auto-elektromonteur
te laten laden en in de aansluiting, onder veel
voorkomend gebruik van de acculader, het laadniveau
hoog te houden of een krachtiger laadapparaat aan te
schaffen.
De accu door een vakman laten controleren. Accu
vervangen.
28