All manuals and user guides at all-guides.com
2.3.3 Accu plaatsen
1. Open de motorkap en plaats de accu. Zie afb. 4.
2. Zet de accu vast.
3. Sluit eerst de rode kabel aan op de positieve ac-
cuklem (+) van de accu.
4. Sluit dan de zwarte kabel aan op de
negatieve accuklem (-) van de accu.
Als u de kabels verwisselt, raken de ge-
nerator en de accu beschadigd.
De accu moet altijd aangesloten zijn als
u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de generator en het elektrische
systeem beschadigd raken.
2.4 Zitting, afb. 2
Maak de vergrendeling (S) los en klap de zitting-
houder naar voren.
Plaats de bevestiging als volgt in de achterste (bo-
venste) gaten:
1. Draai de borstringen (F) op de schroeven (G).
2. Duw de schroeven in de gaten van de zitting-
houder. Plaats een sluitring (I) tussen de zitting
en de houder.
3. Draai de schroeven vast in de zitting. Aanhaal-
moment: 9±1,7 Nm.
Als het aanhaalmoment groter dan
9±1,7 Nm is, raakt de zitting bescha-
digd.
4. Zorg dat de zitting eenvoudig in de gaten van de
houder valt.
Plaats de bevestiging als volgt in de voorste (on-
derste) gaten:
1. Draai de vleugelmoeren (H) op de schroeven
(G).
2. Plaats een sluitring (I) op elke schroef.
3. Duw de schroeven door de gaten in de houder
en draai ze met de hand vast in de zitting.
4. Klap de zitting terug in de gewenste positie.
5. Draai de vleugelmoeren (H) met de hand vast.
De vleugelmoeren (H) en de zitting ra-
ken beschadigd als u gereedschap ge-
bruikt.
De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine
buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar vo-
ren zodat het kussen niet nat wordt.
De stoel is vergrendeld. Om de stoel op of terug te
klappen, trekt u eerst de vergrendeling (S) naar bo-
ven.
NEDERLANDS
2.5 Stuurwiel, afb. 5
Voor een minimale speling van de stuurkolom
moeten de afstandsringen (D) en/of (E) als volgt
tussen de stuurkolombus en de -houder worden ge-
plaatst.
1. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
zet de bus vast door de splitpen (C) er voor on-
geveer 1/3 in te steken.
2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
3. Controleer aan de buitenkant of er geen sluitrin-
gen, de sluitring van 0,5 mm, de sluitring van
1,0 mm of beide sluitringen in het gat kunnen
worden geplaatst. Forceer de ring(en) niet, er
moet een klein beetje speling zijn.
4. Trek de splitpen eruit en maak de stuurkolom-
bus open.
5. Plaats de ring(en) volgens punt 3 hierboven.
6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
vergrendel deze door de splitpen er volledig in
te steken. Zorg dat deze pen geborgd is.
2.6 TREKHAAK
Monteer trekhaak J in de twee gaten aan de onder-
zijde van de achteras met de schroeven K (afb. 7).
Draai de schroeven stevig vast.
Aanhaalmoment: 22 Nm.
2.7 BANDENSPANNING
Controleer de bandenspanning. De juiste waarden
zijn:
Voor: 0,4 bar (6 psi).
Achter: 1,2 bar (17 psi)
2.8 ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de apar-
te montagehandleiding die bij iedere accessoire
wordt geleverd.
Opmerking: Het maaidek is als accessoire lever-
baar.
NL
19