1
INSTALLATIE –
ALVORENS TE BEGINNEN:
Uit oogpunt van de veiligheid en om een storingsvrije werking van de
opener te kunnen garanderen, moeten de volgende punten in acht
worden genomen:
• De deur moet geschikt zijn voor automatische bediening. Met name
moet worden gecontroleerd of de deurafmetingen overeenstemmen
met de gegevens in de technische eigenschappen en of de deur
voldoende stabiel is.
• Functioneren van de deurlagers en verbindingspunten moet worden
gecontroleerd.
• Controleren of de deur geen schuurplekken heeft; looprails zo nodig
reinigen en met siliconen-smeermiddel (geen vet) smeren.
• Controleren of de deur juist gebalanceerd is.
• Om de deur met de opener te kunnen afsluiten, moeten de
mechanische deurvergrendelingen worden verwijderd.
• Voor de aansluiting van de opener moet een goedwerkende aarding
aanwezig zijn.
De opener BAS kan op contragewicht-kanteldeuren van verschillende
uitvoeringen worden geïnstalleerd. In Afb. 3 zijn een aantal modellen
weergegeven:
a) Kanteldeur met enkel blad
b) Kanteldeur met vouwblad
c) Kanteldeur met enkelblad en plafondlooprail
Als u behalve de garagedeur geen aparte toegangsdeur tot de garage
heeft, is een ontkoppelingsslot vereist. Hiermee kunt u in geval van een
stroomstoring de garagedeur van buitenaf met de hand bedienen.
OVERZICHT TOTALE ELEKTRISCHE AANSLUITING
Aansluiting van de elektronische besturingskaart
Voor alle werkzaamheden aan de elektronische besturingskaart
(aansluiten, programmeren, onderhouden, enz.) steeds de
stroomtoevoer onderbreken.
De punten van de ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
moeten in acht worden genomen.
De leidingkanalen voorbereiden en de elektrische aansluitingen van de
besturing met het bijbehorende toebehoren uitvoeren. Altijd de
stroomkabel scheiden van de besturings- en beveiligingskabels
(schakelaars, ontvangers, fotocellen enz.). Ter voorkoming van
elektrische storingen moeten gescheiden leidingen worden gebruiken.
Programmeer vervolgens naar wens de elektrische besturingseenheid
conform de overeenkomstige instructies.
In het overzicht ziet u een algemeen overzicht van de manier waarop de
elektrische bedrading moet worden aangelegd. Het kan zijn dat er
andere wegen moeten worden gekozen. De afbeeldingen tonen
uitsluitend de normale wegen (Afb. 5-8).
A. Typisch
B. Volledige installatie
C. Volledige installatie met 2 motoren
D. Besturing extern aan de wand gemonteerd.
AANSLUITING VAN EEN OPENER
De motor is een wisselstroommotor voorzien van een condensator
waarvoor een speciale besturing noodzakelijk is. De draairichting wordt
bepaald door het omwisselen van de polariteit bij de kabels L-L door de
besturing. N is de nuldraad (blauw).
Kabeldiameter: 0,75mm
2
of groter.
Spanning: 230Volt AC.
Geen starre koperdraden gebruiken. Kabels met laagspanning niet
parallel installeren.
AANSLUITING VAN TWEE OPENERS
Bij aansluiting van 2 motoren wordt in principe op dezelfde manier
gewerkt. De tweede motor heeft geen eindschakelaar en ook geen
besturing. Deze wordt als 'piggyback' via de eerste motor aangestuurd
en in de besturing net als de eerste motor aangesloten.
Kabeldiameter: 0,75mm
2
of groter.
Spanning: 230Volt AC.
Geen starre koperdraden gebruiken. Kabels met laagspanning niet
parallel installeren.
709304D-NL
MONTAGE VAN DE DEURVERSTEVIGINGSRAILS
(OPTIONEEL)
De deurverstevigingsrail moet worden toegepast bij dunwandige of
torderende deuren. De opener is zwaar en hiervoor is een veilige,
stabiele bevestiging absoluut noodzakelijk. De als toebehoren leverbare
rail is ook in hoogte verstelbaar en de openerkap kan hierop eenvoudig
worden bevestigd. Bij toepassing van 2 openers op een deur, zijn twee
verstevigingsrails noodzakelijk. De deurverstevigingsrail wordt
gewoonlijk boven in het deurframe vastgezet en aan het onderste
uiteinde bevestigd op een verstevigingsbalk van de deur. De
verstevigingsrail kan heel stabiel aan het frame worden bevestigd.
Het is vanuit technisch oogpunt gezien niet van belang of de opener in
het midden van de deur zit of niet. Een montage naast het midden van
de deur vindt gewoonlijk plaats wanneer de deurgreep of het slot in de
weg zitten en deze niet mogen worden gedemonteerd. De opener
verlaagt de hoogte van de garage met ca. 10 cm. In lage garages wordt
een plaats uit het midden gebruikt zodat hogere auto's alsnog in de
garage kunnen rijden.
Hierdoor zijn eventueel langere draaistangen aan een zijde noodzakelijk.
MONTAGE VAN DE OPENER AAN DEUR
De opener kan op verschillende hoogten aan de deurverstevigingsrail
worden gemonteerd.
De onderstaande punten moeten in acht worden genomen:
1. De draaistangen met geleidingslager die later moeten worden
gemonteerd op het deurframe of daarin de buurt, waarvoor eveneens
een stabiele montagepositie noodzakelijk is. Een verstevigingsbalk op
de deur zelf is hiervoor geschikt.
2. De hoogte van de draaistangen van de opener moeten bij 1 rail
(verticaal) typische kanteldeur ongeveer 10 cm onder de koppeling
bevinden waaraan de deur draait op opgehangen is (zie afbeelding
12 a+b). Bij een kanteldeur met vouwblad ligt het draaipunt ongeveer
10 cm onder het punt waar gevouwen wordt. Bij een niet-
uitzwenkende deur met dubbele rails wordt de hoogte van de deur
gehalveerd.
3. De hoogte van de draaistangen is ook afhankelijk van de algemene
hoogte van de deur. De later zijdelings te bevestigen
telescoopdeurarmen mogen maximaal 80% worden uitgetrokken
(max. lengte: 120 cm). Bij kleine deuren moeten de telescooparmen
worden ingekort (zie afbeelding 12).
MONTAGE DRAAISTANGEN (OPTIONEEL)
Het lager (platenstalen hoekstuk) waarin de draaistangen zijdelings in
de deur moeten worden gevoerd, moet zeer stabiel bevestigd zijn en
later na afloop van de installatie met vet worden ingesmeerd. Aan de
aandrijfzijde zijn de draaistangen voorzien van hulzen en worden deze
alleen op de opener geschoven. Een kleine inbusschroef in de huls
dient als beveiliging tegen verschuiven. Het wordt dringend aangeraden
de bevestiging van de zijarmen eerst uit te voeren, voordat de
draaistangen op maat worden gezaagd.