Wateraansluiting - Truma Combi 4 Instructions De Montage

Truma-elektroboiler
230 V, 850 W
Inbouwhandleiding
Inbouw en reparatie van
het apparaat mogen alleen
door een vakbekwaam
monteur worden uitge-
voerd. Voor begin van de
werkzaamheden moet eerst
deze inbouwhandleiding
zorgvuldig worden doorgeno-
men. De inhoud ervan dient
strikt te worden nageleefd!
Plaatskeuze en
montage
Montageplaats (niet in de
montageruimte achter de ver-
warming) zodanig kiezen, dat
de warmwaterleidingen zo
kort mogelijk gelegd kunnen
worden. De boiler moet voor
servicewerkzaamheden te al-
len tijde goed toegankelijk
zijn en gemakkelijk gedemon-
teerd en gemonteerd kunnen
worden.
24
A
20
14
17
5
1
6
2
16
24
B
20
14
17
5
1
6
2
8
16
10
Boiler met de meegeleverde
schroeven B 5,5 x 70 en on-
derlegplaatjes (1) op geschik-
te ondergrond (multiplex-
plaat, gelamineerde houten
lijsten of metalen bodem) ste-
vig op voertuigbodem vast-
schroeven. Voor versteviging
van de isolatiemantel moeten
de af fabriek voorgemonteer-
de steunhulzen (2) altijd ge-
bruikt worden.

Wateraansluiting

Voor het bedrijf van de boiler
kunnen alle druk- en dompel-
pompen tot en met 2,8 bar
worden gebruikt, evenzo alle
mengkranen met of zonder
elektrische schakelaar.
Afb. A: Bij gebruik van dom-
pelpompen moet een terug-
slagklep (3 – niet tot de leve-
ring behorend) tussen pomp
en de eerste aftakken worden
gemonteerd (pijl wijst in stro-
mingsrichting).
Afb. B: Bij gebruik van druk-
pompen met grote schakel-
hysterese kan heetwater via
de koudwaterkraan terugstro-
men. Als terugstroomverhin-
dering adviseren wij tussen
de afgang naar de warmwa-
terkraan en het aftapklep een
terugslagklep (4 – niet tot de
levering behorend) te monte-
ren.
Ter aansluiting aan de boiler
en het veiligheids-/aftapven-
tiel moeten druk- en heetwa-
terbestendige slangen (b.v.
3
9
7
8
4
9
7
Truma-boiler-slang SBH le-
vensmiddelecht, drukvast tot
3,5 bar) met een binnendia-
meter van 10 mm worden
gebruikt.
Voor een vast pijpleidingstel-
sel (b.v. John Guest System)
biedt Truma als speciaal toe-
behoren de wateraansluitin-
gen (5 + 6), de veiligheids-/
aftapklep (7) en een terug-
slagklep (3 + 4) met binnen-
aansluit-Ø 12 mm aan.
Bij aansluiting aan een cen-
trale watervoorziening (land-
resp. cityaansluiting) of bij
sterkere pompen moet een
drukverlager worden ingezet,
die voorkomt, dat hogere
drukken dan 2,8 bar in de
boiler kunnen optreden.
Breng de waterslangen
zo kort en knikvrij als
mogelijk aan. Alle slangver-
bindingen dienen met slang-
klemmen te worden beveiligd
(ook koudwater)! Door de
verwarming van het water en
de daaruit voortvloeiende uit-
zetting kunnen er tot het re-
ageren van de overdrukbevei-
liging in het veiligheids-/af-
tapventiel drukken tot 3,5 bar
optreden (ook bij dompel-
pompen).
Voor bevestiging van
de slangen op wand of
bodem adviseren wij slang-
clips (art.-nr. 40711-00). In-
dien er een gasverwarming is
ingebouwd, kunnen de wa-
terslangen met de slangclips
vorstvrij op de warme-lucht-
buizen worden aangebracht.
Om een gehele ledi-
ging van de waterin-
houd te waarborgen, moet
de ingesloten hoekaansluiting
met de verluchtingsklep (5)
aan de warmwater-aanslui-
ting worden toegepast!
Breng alle waterleidin-
gen vallend in richting
veiligheids-/aftapventiel aan!
Geen garantieclaim voor
vorstschade!
De veiligheids-/
aftapkraan monteren
Afb. A + B: monteer de vei-
ligheids-/aftapkraan (7) op
een goed bereikbare plaats in
de buurt van de boiler. Boor
een gat van Ø 18 mm en
steek hier de slang (8) van
het aftapaansluitstuk door-
heen. Zet de veiligheids-/af-
tapkraan met 2 schroeven
vast. Laat het afgetapte water
rechtstreeks naar buiten
lopen (breng zo nodig een
spatscherm aan).
De waterleidingen
leggen
1. Afb. A + B: Sluit de koud-
watertoevoer (9) aan het vei-
ligheids-/aftapventiel (7) aan.
De stroomrichting is hierbij
niet van belang.
2. Schroef de hoek-aanslui-
ting met geïntegreerde ver-
luchtingsklep (5) aan de
warmwater-aansluitbuis
(bovenste buis) en de hoek-
aansluiting zonder verluch-
tingsklep (6) aan de koudwa-
ter-aansluitbuis (onderste
buis) vast.
Schuif de moer (10), de span-
ring (11) en de O-ring (12)
open, verbindt de aansluit-
bout en de aansluitbuis en
zet ze met de moer (10) vast.
Rijrichtung wijzen
Schuif de verluchtingsslang
buiten Ø 11 mm (14) op het
slangmondstuk van de ver-
luchtingsklep (15) en breng
het naar buiten aan. Hierbij
mag de radius in de boog
niet kleiner dan 40 mm wor-
den uitgevoerd.