10 Motorzaag controleren
9.4
Motor uitschakelen
► Gashendel (2) en gashendelblokkering (3) los‐
laten.
De motor gaat stationair draaien.
► Combischakelaar (1) in stand
De motor slaat af en de combischakelaar (1)
veert terug in de stand .
► Als de motor niet afslaat:
► Combischakelaar in stand
De motor slaat af.
► De kettingzaag niet gebruiken en contact
opnemen met een STIHL dealer.
De combischakelaar is defect.
10 Motorzaag controleren
10.1
Kettingtandwiel controleren
► Schakel de motor uit.
► Kettingrem lossen.
► Kettingtandwieldeksel uitbouwen.
► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
a
► Inloopsporen bij het kettingtandwiel met een
STIHL vijlkaliber controleren.
► Als de inloopsporen dieper zijn dan
a = 0,5 mm: de kettingzaag niet gebruiken en
contact opnemen met een STIHL dealer.
Het kettingtandwiel moet vervangen worden.
10.2
Zaagblad controleren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Zaagketting en zaagblad uitbouwen.
0458-200-7621-A
1
3
2
plaatsen.
plaatsen.
► De groefdiepte van het zaagblad meten met
behulp van het meetkaliber van het STIHL vij‐
lkaliber.
► Zaagblad vervangen, als aan een van de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
– Het zaagblad is beschadigd.
– De gemeten groefdiepte is kleiner dan de
minimale groefdiepte van het zaagblad,
19.3.
– De groef van het zaagblad is versmald of
verbreed.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐
ler.
10.3
Zaagketting controleren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
2
► De hoogte van de dieptebegrenzer (1) meten
met behulp van het STIHL vijlkaliber (2). Het
STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van
de zaagketting.
► Als een dieptebegrenzer (1) boven het vijlkali‐
ber (2) uitsteekt: dieptebegrenzer (1) afvijlen,
16.3.
2
4
► Controleren of de slijtagemarkeringen (1 tot 4)
op de zaagtanden zichtbaar zijn.
Nederlands
1
1
3
19