NL
6.13.2 Chronothermostaat of Omgevingsthermostaat
De elektrische aansluiting van de chronothermostaat of
omgevingsthermostaat werd hierboven beschreven. Om het
onderdeel te monteren in de ruimte die u wilt controleren, volg
de instructies die vermeld zijn op de verpakking.
6.13.3 Gebruiksvoorbeelden
controle-inrichtingen
verwarmingsinstallaties
LEGENDA
M
Toevoer installatie
R
Afvoer installatie
Mb
Toevoer boiler
Rb
Afvoer boiler
CR
Besturing op afstand
EXP
Expansiekaart
SE
Externe sensor
SB
Sensor boiler
TA
Omgevingsthermostaat activering ketel
TZ1÷TZ3 Zone-omgevingsthermostaten
VZ1÷VZ3 Zonekleppen
RL1÷RL3 Zonerelais
P1÷P3
Zonepompen
TSB
Veiligheidsthermostaat lage temperatuur
Installatie met EEN rechstreekse ZONE en een EXTERNE
BOILER, externe sensor en omgevingsthermostaat of, in
plaats daarvan, een afstandsbediening.
SE
M
R
CR
TA
Mb Rb
m
WAARSCHUWING
De ketel is voorzien om aangesloten te worden op
een externe boiler. Om de ketel ALLEEN voor de
VERWARMING te gebruiken, dient u:
– de sensor van de boiler (SB) los te maken
– stel de "PAR 02 = HYDRAULISCHE CONFIGURATIE"
in op 1.
Deze handeling dient uitgevoerd te worden door
bevoegde technici tijdens de eerste ingebruikname
van de ketel.
van
besturings-/
op
enkele
soorten
SB
Afb. 31
Installatie met EEN rechtstreekse ZONE, externe sensor en
omgevingsthermostaat.
SE
M
R
CR
TA
MULTIZONE-installatie - met pompen, omgevingsthermostaten
en externe sensor.
TZ1
TA
RL1
M
SE
R
P1
SP
MULTIZONE-installatie
omgevingsthermostaten en externe sensor.
TA
TZ1
SE
M
R
VZ1
m
WAARSCHUWING
Stel de "PAR 17 = VERTRAGING ACTIVERING POMP
INSTALLATIE" in om het openen van de zonekleppen
VZ mogelijk te maken.
Afb. 32
TZ3
TZ2
RL2
RL3
P2
P3
Afb. 33
-
met
zonekleppen,
TZ2
TZ3
VZ2
VZ3
Afb. 34
111