7
Algemene instellingen
Naast de bediening ter plaatse kunt u de M400 transmitter configureren via een configuratie-
tool, een assetmanagementtool of een mobiele terminal.
De algemene instellingen voor de HART-communicatie worden hieronder weergegeven. Zie de
FOUNDATION fieldbus-programmahandleiding voor de instelling van de FOUNDATION field-
bus-communicatie.
Vereiste: De M400-transmitter en de sensor zijn gemonteerd en de elektrische aansluiting
is gemaakt.
Schakel de HART-functie van de M400-transmitter via transmitter in.
Menupad: Configuration > HART > HART Mode
Configuratietool of asset-management-tool
h
Let op: De DD voor configuratietools PDM en AMS staat op de meegeleverde cd-rom. U kunt
de DD ook downloaden via internet: "www.mt.com/M400".
Raadpleeg de documentatie van de tool voor de stappen 1 t/m 5 en 13.
1. Installeer de configuratietool bv. PDM of AMS.
2. Installeer de DD voor de HART-interface.
3. Werk de apparatencatalogus bij.
4. Bouw de verbinding op. Controleer zo nodig de instellingen van de COM-poort.
5. Laad de configuratie van het apparaat.
6. Stel de Tag en/of de Long Tag (Lange tag) in.
Menupad: Device Setup > HART Setup
7. Stel Date (Datum) en Time (Tijd) in. Stel de tijdsindeling in op het 24-uursformaat.
De tijdsindeling kan niet worden gewijzigd. Menupad: Device Setup > System
8. Stel het bereik van het analoge-uitgangssignaal in.
Menupad: Detailed setup > Analog Output
– URV (Upper Range Value / bovenste bereikwaarde) en LRV (Lower Range Value /
onderste bereikwaarde): de waarden kunnen worden gewijzigd binnen het huidige
meetbereik. De waarden moeten binnen het meetbereik van de sensor liggen.
– USL (Upper Sensor Limit / bovenste sensorlimiet) en LSL (Lower Sensor Limit / onderste
sensorlimiet): de limieten worden bepaald door de sensor en kunnen niet worden
gewijzigd.
nl
131