toegevoerd. krijgen;. de. leidingen. moe-
ten.door.de.speciaal.daarvoor.bestem-
de. opening. in. de. rechter-/linkerkant.
van.de.mantel.geleid.worden.om.op.de.
pomp. aangesloten. te. kunnen. worden.
(fig..7.-.7/a).
Belangrijke aanwijzingen
–. Verzeker.u.ervan.alvorens.de.brander.
in.werking.te.stellen.dat.de.retourlei-
ding. geen. verstoppingen. vertoont..
Door.een.te.grote.tegendruk.kan.het.
dichtingsorgaan. van. de. pomp. kapot.
gaan.
–. Controleer.de.leidingen.op.dichtheid.
–. De. maximum. onderdruk. van. 0,4. bar.
(300. mmHg). mag. niet. overschreden.
worden.(zie.tabel.1)..
. Boven. die. waarde. komen. er. gassen.
uit. de. brandstof. vrij. waardoor. er.
cavitatie.van.de.pomp.kan.ontstaan.
–. Bij.onderdrukinstallaties.wordt.gead-
viseerd. de. retourleiding. op. dezelf-
de. hoogte. van. de. aanzuigleiding. te.
plaatsen..
. In. dit. geval. is. de. bodemklep. niet.
nodig..
. Als. de. retourleiding. daarentegen.
boven. het. brandstofniveau. komt. te.
zitten.is.de.bodemklep.onontbeerlijk.
Aanzuiging van de pomp
Om.de.aanzuiging.van.de.pomp.op.gang.
te.brengen.hoeft.de.brander.slechts.in.
werking. te. worden. gesteld. en. gecon-
troleerd. te. worden. of. de. vlam. brandt..
Als. de. brander. blokkeert. voordat. de.
brandstof. de. brander. bereikt,. moet. u.
minimaal.20.seconden.wachten,.daarna.
moet.u.op.de.ontgrendelknop.("RESET").
van. de. brander. drukken. en. daarna.
weer.heel.de.startfase.afwachten.totdat.
de.vlam.gaat.branden.
2.5
AFSTELLINGEN VAN
DE BRANDER
Elk. toestel. wordt. geleverd. met. een.
verbrandingseenheid. compleet. met.
inspuitstuk.en.wordt.in.de.fabriek.inge-
regeld;.het.geniet.toch.de.voorkeur.om.
de.in.punt.1.3.vermelde.parameters.te.
controloren. die. betrekking. hebben. op.
de. atmosferische. druk. ter. hoogte. van.
de.zeespiegel..
Wanneer.de.installatie.afstellingen.ver-
eist.die.afwijken.van.die.van.de.fabriek.
dan. mag. dit. uitsluitend. door. bevoegd.
personeel.uitgevoerd.worden.dat.daar-
bij.de.hieronder.vermelde.aanwijzingen.
28
AANSLUITINGEN
. 1. Aansluiting.vacumeter
. 2. Drukregelaar
. 3. Aansluiting.manometer
. 4. By-pass.schroef
. 5. Flexibele.retourleiding.(meegeleverd)
. 6. Flexibele.aanzuigleiding.(meegeleverd)
. 7. Extra.drukmeetaansluiting
. 8. Klep
. 9. Koppeling.3/8".(meegeleverd)
. 1 0. Filter.brandstoftoevoerleiding
. . (meegeleverd)
9
10
LET OP:
- Maak de op de pomp aangesloten koppelingen (5-6) los alvorens de
flexibele leidingen te draaien om ze uit de opening die in de zijkant
rechts/links van de mantel is aangebracht te laten lopen. Maak na
afloop hiervan de koppelingen weer aan de pomp vast.
- De pomp is ingesteld op de tweepijps werking. Voor de éénpijps wer-
king moet de bypass-schroef verwijderd worden (4).
aan.moet.houden..
De brander werking aanpassingen
mogelijk te maken tot een hoogte van
1300 m boven de zeespiegel.
2.5.1 Afstelling van de luchtklep
(fig. 8)
Om. de. luchtklep. af. te. stellen. moet.
u. aan. de. schroef. (1. fig.. 8). draaien.
en. de. schaalverdeling. (2. fig.. 8),. die.
de. stand. van. de. klep. aangeeft,. laten.
verschuiven.. De. afstelwaarden. van. elk.
TABEL 1
.
H.
.meter.
.
.
0.
. 0,5.
.
1.
. 1,5.
.
2.
.
3.
. 3,5.
H.=. Hoogteverschil
L. =. Maximum.lengte.van.
. . de.aanzuigleiding
8
7
9
6
afzonderlijk. toestel. staan. vermeld. in.
punt.1.3.
2.5.2 Regeling van
de pompdruk (fig. 8/a)
Om.de.druk.van.de.stookolie.te.regelen.
moet.u.aan.de.schroef.(3.fig..8/a).draai-
en.en.aan.de.hand.van.een.manometer,.
die. op. de. drukmeetaansluiting. (2. fig..
8/a). aangesloten. is,. controleren. of. de.
druk. overeenstemt. met. de. in. punt. 1.3.
voorgeschreven.waarden.
.L.(meter)
øi.pijp. . øi.pijp
8.mm. . 10.mm
35.
.
100
30.
.
100
25.
.
100
20.
.
90
15.
.
70
8.
.
30
6.
.
20
Fig..7
1
2
3
4
5
Fig..7/a