Nederlands
► Motorzaag vasthouden
► Starthandgreep zo vaak snel en krachtig uit‐
trekken, tot de motor start
► Als de motor toch niet start: combischakelaar
(4) in de startstand } plaatsen en de motor‐
zaag opnieuw starten
16.6
Zodra de motor draait
► Als de motor in de startstand } werd gestart:
gashendelblokkering (1) en de gashendel (2)
gelijktijdig even indrukken, de combischake‐
laar (3) springt in de werkstand F en de motor
gaat stationair draaien.
► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
De kettingrem is gelost – de kettingzaag is klaar
voor gebruik.
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de koppeling en kettingrem.
16.7
Bij zeer lage temperaturen
► Eventueel overschakelen op winterstand – zie
"Winterstand"
16.8
Motor uitschakelen
► Combischakelaar richting STOP, resp. †
drukken – na het loslaten veert de combischa‐
kelaar terug in de werkstand F
20
1
3
2
16.9
Als de motor niet aanslaat
► Controleren of alle bedieningselementen cor‐
rect zijn afgesteld
► Controleren of de tank met benzine is gevuld,
zo nodig tanken
► Controleren of de bougiesteker stevig op de
bougie is gedrukt
► Startprocedure herhalen
Of:
Mogelijk is het benzine-luchtmengsel in de ver‐
brandingskamer van de motor te rijk – de motor
is 'verzopen'.
► Bougie uitbouwen – zie "Bougie"
► Bougie droogwrijven
► Motorzaag op de grond houden
► Combischakelaar tot aan de aanslag in de
richting STOP, resp. † ingedrukt houden
WAARSCHUWING
Als de combischakelaar niet permanent rich‐
ting STOP, resp. † wordt gedrukt, kunnen er
bougievonken worden gevormd.
► Startkoord meerdere malen uittrekken
► Combischakelaar loslaten – de combischake‐
laar springt in de werkstand F
► Bougie monteren – zie "Bougie"
► Kettingzaag vasthouden en starten
17 Gebruiksvoorschriften
17.1
Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐
ling niet onbelast met hoge toerentallen laten
draaien, om te voorkomen dat er tijdens de
inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende
de inloopfase moeten de bewegende delen op
elkaar inlopen – in de motor heerst een hogere
wrijvingsweerstand. De motor levert zijn maxi‐
male vermogen pas na 5 tot 15 tankvullingen.
17 Gebruiksvoorschriften
0458-599-7621-C