Wielvergrendeling één hand
Uw rolstoel is uitgerust met twee sets wielvergrendelingen, aan
de linker- en rechterkant. Ze komen rechtstreeks op de banden
terecht. Om ze in te schakelen drukt u de vergrendelingshendel
naar voren tegen de stop aan (Fig. 6.6). Om het wiel vrij te
geven, trekt u de hendel weer naar zijn oorspronkelijke positie.
Het remvermogen vermindert wanneer:
•
het loopvlak van de band versleten is;
•
de bandendruk niet voldoende is;
•
de banden nat zijn;
•
de wielvergrendelingen niet goed afgesteld zijn.
De parkeerremmen zijn niet bedoeld om als rem voor een
bewegende rolstoel te dienen. U mag de remmen dan ook niet
gebruiken om een bewegende rolstoel te doen remmen. Rem
altijd met behulp van de hoepels. Zorg ervoor dat de afstand
tussen de banden en de remmen voldoet aan de vermelde
specificaties. Om opnieuw aan te passen, draait u de schroeven
los (1) en stelt u de juiste tussenruimte in (Fig. 6.6.1). Draai de
schroef weer vast. (zie de pagina over torque sleutel).
Wielvergrendeling door begeleider (Fig. 6.8)
Met de begeleidersremmen wordt de Safari rem gecombineerd
met een extra remhendel, die bediend wordt door een
begeleidende persoon.
De remhendel is bevestigd op de duwbeugel en vergrendelt de
Safari kniehevelrem wanneer dat nodig is.
Life T Rev.J
1
Fig.
6.6.
Fig. 6.7
Standaard rem
Fig. 6.8
Fig. 6.6.1
1
3 mm
Fig. 6.7.1
1
12 mm met massieve
banden
14 mm met luchtbanden
Standaard rem
1
69