Table des Matières
Publicité
2 - SERVOMOTEUR (A) - (B)
Le servomoteur 14)(A)p.10 peut être de la marque
Conectron (A) ou de l'entreprise Landis (B).
Le servomoteur règle en même temps le volet d'air
au moyen de la came à profil variable et le papillon
du gaz.
Il effectue une rotation de 130° en 45 s.
Il possède 3 cames réglables qui actionnent le
même nombre de contacts (LANDIS 7 cames dont 4
inutilisées, positionnées de la façon suivante en
usine:
1)(A)
Came bleue
Conectron
2)(B)
Came
Landis
Limite la rotation vers le minimum. Lorsque
le brûleur est éteint, le volet d'air doit être
fermé.
2)(A)
Came rouge
Conectron
1)(B)
Came
Landis
Limite la rotation vers le maximum.
3)(A)
Came noire
Conectron
3)(B)
Came
Landis
C'est la position d'allumage et de puissance
MIN.
4(A)
Vis de réglage (Conectron uniquement)
5(A-B) Index position cames
6(A-B) Levier pour dégager manuellement l'axe du
servomoteur
Les cames 1) et 2) ne doivent pas être déplacées.
La came 3) peut subir une rotation entre 10° et 30°
comme cela est expliqué plus loin.
Chaque came est dotée d'une vis 4) qui règle le
point d'actionnement des contacts.
(Conectron uniquement).
NOTE
Le servomoteur figurant sur les autres pages du
manuel est de la marque Conectron, fig. (A). Si le
brûleur est équipé du servomoteur de la marque
Landis, fig. (B), tenir compte de la fonction des
cames comme spécifié ci-dessus.
3 - PUISSANCE A L'ALLUMAGE
Selon la norme EN 676:
Brûleurs avec puissance MAX au delà de 120 kW
L'allumage doit se faire à une puissance réduite par
rapport à la puissance maximum de fonctionne-
ment.
La norme établit que sa valeur soit définie en fonc-
tion du temps de sécurité "ts" du coffret de sécurité:
• Pour ts = 2s la puissance à l'allumage doit être
égale ou inférieure à 1/2 de la puissance maxi-
mum de fonctionnement.
• Pour ts = 3s la puissance à l'allumage doit être
égale ou inférieure à 1/3 de la puissance maxi-
mum de fonctionnement.
Exemple:
puissance MAX de fonctionnement 600 kW.
La puissance à l'allumage doit être égale ou
inférieure à:
• 300 kW avec ts = 2 s;
• 200 kW avec ts = 3 s.
Pour mesurer la puissance à l'allumage:
- Débrancher la fiche-prise 23)(A)p.10 sur le câble de
la sonde d'ionisation (le brûleur s'allume et se blo-
que après le temps de sécurité).
- Effectuer 10 allumages avec blocages consécutifs.
- Lire au compteur la quantité de gaz brûlée. Cette
quantité doit être égale ou inférieure à celle don-
née par la formule, pour ts = 3s:
3
(débit max. brûleur)
Nm
/h
360
La puissance à l'allumage doit être réglée sur le
frein hydraulique de la vanne gaz 9)p.20 montée sur
la rampe gaz.
2 - SERVOMOTOR (A) - (B)
De servomotor 14)(A)p.10 is ofwel van het merk
Conectron (A) ofwel van het merk Landis (B).
De servomotor regelt tegelijkertijd de luchtklep door
middel
gassmoorklep.
De servomotor draait 130° in 45 sec.
De servomotor is voorzien van 3 regelbare nokken
(LANDIS 7 nokken waarvan 4 niet bruikbaar zijn)
met evenveel contactpunten en die in de fabriek als
volgt zijn ingesteld:
: 0°
1)(A)
: 0°
2)(B)
: 130°
2)(A)
: 130°
1)(B)
: 20°
3)(A)
: 20°
3)(B)
4(A)
5(A-B) Index stand nokken
6(A-B) Hendel om de servomotoras manueel te
De nokken 1) en 2) kunnen niet worden verplaatst.
De nok 3) kan roteren van 10° naar 30°, zoals
eerder uitgelegd.
Elk nok is voorzien van een schroef 4) die het
moment waarop de contactpunten in werking treden
regelt (enkel voor Conectron).
NOOT
De servomotor afgebeeld op de volgende pagina's
van deze handleiding is van het merk Conectron,
fig. (A).
Als de brander voorzien is van een servomotor van
het merk Landis, fig. (B), hou dan rekening met een
functie van de nokken zoals hierboven aangeduid.
3 - VERMOGEN BIJ ONTSTEKING
Conform norm EN 676:
Branders met MAX. vermogen boven 120 kW
De ontsteking dient te worden uitgevoerd op een
vermogen lager dan het max. werkingsvermogen.
De norm stelt dat de waarde moet worden berekend
in functie van de veiligheidstijd "ts" van de brander-
automaat:
• Bij ts = 2s moet het vermogen bij de ontsteking
• Bij ts = 3s moet het vermogen bij de ontsteking
Voorbeeld:
MAX. werkingsvermogen 600 kW.
Het vermogen bij de ontsteking moet gelijk zijn aan
of lager dan:
• 300 kW met ts = 2 s;
• 200 kW met ts = 3 s.
Om het vermogen te meten bij de ontsteking:
- De stekker m/v 23)(A)p.10 op de kabel van de ion-
- 10 ontstekingen met daaropvolgende vergrende-
- Op de teller de hoeveelheid verbrand gas
Het vermogen bij de ontsteking wordt geregeld door
de hydraulische rem op de gasregelklep, 9)p.20,
gemonteerd op de gasstraat.
35
van
de
variabele
Blauwe kam
Conectron
Nok
Landis
Beperkt de wenteling naar het minimum.
Als de brander niet werkt, moet de luchtklep
gesloten zijn.
Rode kam
Conectron
Nok
Landis
Beperkt de wenteling naar het maximum.
Zwarte kam
Conectron
Nok
Landis
Regelt de stand voor ontsteking en MIN ver-
mogen.
Regelschroeven (enkel Conectron)
draaien
gelijk aan of lager dan 1/2 van het max. werk-
ingsvermogen zijn.
gelijk aan of lager dan 1/3 van het max. werk-
ingsvermogen zijn.
isatiesonde loskoppelen (de brander slaat aan en
vergrendelt na de veiligheidstijd).
lingen uitvoeren.
aflezen. Die hoeveelheid moet gelijk aan of lager
dan het resultaat van volgende formule zijn, voor
ts = 3s:
3
Nm
/h
(max. debiet brander)
360
profielnok
en
de
: 0°
: 0°
: 130°
: 130°
: 20°
: 20°
Publicité
Table des Matières
