4
Montage
4.1
Aansluiting op de hoofdafvoer
Aansluiting op de hoofdafvoer (DN100) tot stand brengen.
De afdekplaat dient tijdens de bouwfase tegelijkertijd als
bescherming.
4.2
Verdiepte inbouw
Voor een verdiepte inbouw uitsluitend het KESSEL-ver-
lengstuk art.nr. 32500 gebruiken.
016-168
Niet meer dan één verlengstuk monteren, om de maxi-
male inbouwdiepte niet te overschrijden.
4.3
Buisleidingen aansluiten
Evt. extra leidingen boren/monteren (max. DN100)
Als er geen ontluchting via de afdekking plaatsvindt, moet
een aparte ontluchtingsleiding (via het dak) worden aan-
gebracht.
Extra aansluitingen (extra aanvoeren, mantelbuizen, ont-
luchtingsleidingen) moeten minimaal op de hoogte van de
voorgeboorde toevoeren en met een minimale onderlinge
afstand van 10 cm worden uitgevoerd.
KESSEL-gatenzaag (art.nr. 500101) o.g. gebruiken voor
het boren van extra leidingen.
Leidingen mogen niet zo diep worden geplaatst dat func-
ties (bijv. de vlotterschakelaar) worden belemmerd.
Inbouw- en bedieningshandleiding
67 / 92