4.5
Afvalwaterpomp(en) aansluiten
Voor het aansluiten van de pomp controleren of de motor-
beveiligingsschakelaar van de besturingskast geschikt
is voor het stroomverbruik van de pomp(en) (zie type-
plaatje).
Eventueel motorbeveiligingsschakelaar instellen op de
nominale stroomsterkte van de pomp (zie typeplaatje van
de pomp).
Aansluitkabels door de doorvoer(en) van de behuizing
trekken en analoog aan de kabelschroefverbinding van
de elektriciteitsleiding vastdraaien.
Aansluitingen volgens het aansluitschema maken.
Printplaataansluitingen voor de afvalwaterpomp(en)
U1, V1, W1 (U2, V2, W2
): fases
*
PE: aardedraad
TF1: aansluiting temperatuurbewaking zelf-resettend
4.6
Sensoren en besturing aansluiten
Aan het einde van dit document vindt u een aansluitoverzicht van de printplaat.
Alarmsonde
Sondekabel van de alarmsonde (rode markering) doorvoeren.
Beschermingskapje(s) verwijderen.
Controleren of een afstandsring voorhanden is.
Phönix-contactstekker op de aansluiting schuiven (pijl naar boven).
Phönix-contactstekker met een steeksleutel (15 mm) tot de aanslag van de afstandsring of op een afstand van 1 - 2 mm
(zonder afstandsring) vastdraaien.
Besturing voor de gemotoriseerde klep
Bij gebruik met Pumpfix/Ecolift XL moet de optische sonde
voor gemotoriseerde klep 1 op de grijze Phönix-contactstek-
ker aan de onderkant van de besturingskast worden aange-
sloten. De manier van aansluiten is gelijk aan de montage
van de alarmsonde. Bij de besturingskabel van de gemotori-
seerde klep analoog te werk gaan.
Als er een tweede gemotoriseerde klep aanwezig is, moet
hij op de redundante besturingskast worden aangesloten
volgens de bijgeleverde handleiding.
Besturingskabel voor de gemotoriseerde klep doorvoe-
ren.
Beschermingskapje(s) verwijderen.
Controleren of een afstandsring voorhanden is.
*
Alleen 9-aderige varianten
010-700_04
Inbouw- en montagehandleiding
ATEX:
T1 T2
TF1
6(9*)
TF2
101 / 144