Het instellen van de zaagdiepte
5.5.
Open de vastzetknop voor de zaag-
1.
diepte (7).
Stel de zaagdiepte in millimeters in
2.
volgens de schaal voor de zaagdiepte
(17) en zet de vastzetknop voor de
zaagdiepte weer vast.
Bij hout en kunststof moet de zaagdiepte
iets dieper dan de dikte van het materiaal
worden gekozen.
Voor een hogere kwaliteit van de zaagsnede
kan er een stuk hout onder het werkstuk
worden gebruikt. Het stuk hout onder het
werkstuk wordt tijdens het zagen echter wel
beschadigd.
Het gebruik van de laser
5.6.
Door de geleiding van de bundel van de
laser wordt een rechte zaagsnede verze-
kerd. U kunt langs een getekende lijn zagen
of de laserstraal op een vast punt op het
werkstuk richten en zagen.
Voordat u de laser kunt gebruiken moet u
het isolatieplaatje tussen de batterijen
verwijderen.
Verwijder het isolatieplaatje.
1.
Druk om de laser (18) in te schakelen op
2.
de aan-/uitschakelaar voor de laser (1).
Druk om de laser uit te schakelen op de
3.
aan-/uitschakelaar voor de laser.
6. Bediening
Het in-/uitschakelen van de zaag
6.1.
Er moet voor ieder gebruik worden verze-
kerd dat de zaag volledig en op de juiste
wijze is opgebouwd.
Druk op de beveiligingsschakelaar (3).
1.
Druk om de zaag in te schakelen op de
2.
aan-/uitschakelaar (2).
Laat de aan-/uitschakelaar los om de
3.
zaag uit te schakelen.
Het zagen met de zaag
6.2.
Waarschuwing!
Gevaar voor letsel!
Ondeskundige bediening of een defecte
toestand van de zaag kan tijdens het zagen
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Gebruik een veiligheidsbril.
1.
Voordat u aan het werk gaat en de accu
2.
uit de machine heeft gehaald, moet u
ervoor zorgen dat de beschermkap, de
klemschroef en de afstelinrichtingen
juist functioneren en goed zijn
afgesteld.
Verzeker tijdens het werken dat de
3.
beschermkap niet klemt en na iedere
zaagsnede in de uitgangsstand
terugkeert.
Oefen tijdens het zagen geen zijwaartse
4.
druk uit op het werkstuk.
Waarschuwing!
Gevaar voor letsel!
Door ondeskundige behandeling van het
werkstuk kan de zaag tijdens het zagen
wegglijden en ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Span kleine delen hout voor het bewer-
1.
ken stevig in.
Houd kleine werkstukken nooit met de
2.
hand vast.
Maak altijd eerst een proefzaagsnede
3.
op een reststuk.
Stel de zaagdiepte in (zie hoofdstuk
4.
"5.5. Het instellen van de zaagdiepte").
Houd het product met uw hand bij het
5.
handvat (4) vast.
Schakel de zaag in en laat het zaagblad
6.
volledig op toeren komen.
Zet de bodemplaat (12) tot aan de mar-
7.
kering op het werkstuk. De bodemplaat
moet altijd vlak op het werkstuk liggen.
Het reststuk moet zich links van de
zaag bevinden, zodat het brede deel van
de bodemplaat volledig op het werkstuk
steunt.
Druk de ontgrendelknop voor de
8.
beschermkap (3) in en laat het zaag-
blad langzaam in het werkstuk zakken.
Leid de zaag naar voren over het werk-
9.
stuk. Trek de zaag nooit terug over het
werkstuk.
Oefen tijdens het zagen maar weinig
10.
kracht (geringe voortstuwende kracht)
uit op de zaag. Schuif de zaag licht en
gelijkmatig vooruit.
Schakel de zaag uit zodra u het eind van
11.
de zaagsnede bereikt, laat het zaagblad
Nederlands
65