Riello Prontacqua 28 BIS N Instructions Pour L'installateur page 24

INSTALLATION "FORCÉE OUVERTE" (TYPE B22)
Conduit d'évacuation des fumées de ø 80
Sur cette configuration, la chaudière est raccordée sur le
conduit d'évacuation des fumées de ø 80 à l'aide d'un
adaptateur de ø 60-80.
Le conduit d'évacuation des fumées peut être orienté
dans la direction la mieux adaptée aux besoins de
l'installation.
Pour l'installer, suivez les instructions fournies avec le kit.
Le tableau montre les longueurs rectilignes avec bride
fumées (D) installée et sans bride fumées; pour enlever la
flange, agir en faisant lève avec un tournevis.
longueur conduit
modéle
fumées fumi Ø 80
(m)
jusqu'à 10
28 BIS
de 10 à 17
Dans ce cas, l'air comburant est prélevé dans le
!
local d'installation qui doit être un local technique
adéquat et muni d'ouvertures d'aération.
Pour l'installation dans des endroits où la température
!
risque des descendre au-dessous de 0°C nous vous
conseillons de monter un dispositif de récolte des
condensats et des conduits spéciaux.
Dans ce cas, prévoyez une inclinaison de 1% vers le
dispositif de récolte des condensats.
Les conduits de vidage non isolés représentent des
!
sources de danger potentielles.
CONDUIT D'ÉVACUATION
DES FUMÉES Ø 80
ROOKGASAFVOER Ø 80
BRIDE DE PROTECTION DE L'ENTRÉE
DE L'AIR COMBURANT
BESCHERMFLENS LUCHTINGANG
BRIDE FUMEES
ROOKGASFLENS
A
bride perde de charge (m)
fumées
courbe courbe
(A)
45° 90°
installée
pas
0,5 0,8
installée
INSTALLATIE TYPE B22
Rookgasafvoer diameter 80 mm
In deze configuratie is de ketel rookgaszijdig aangesloten
met een diameter 80 mm, door middel van een
rookgasadaptor Ø60 - Ø80.
De oriëntatie van de rookgasafvoer kan gebeuren in functie
van de noden van de installatie. Volg de instructies die bij
de kit gevoegd zijn om deze te installeren.
De tabel geeft de rechtlijnige lengtes weer met en zonder
geïnstalleerde rookgasflens. Maak gebruik van een
schroevendraaier om deze rookgasflens te verwijderen.
Lengte
Type
rookgasleiding
diameter 80 mm
tot 10 m
28 BIS
van 10 tot 17 m
Als de aanzuiglucht uit de installatieruimte
!
betrokken wordt, moet deze installatieruimte als
een technisch lokaal worden beschouwd en over
een geschikte verluchting te beschikken.
Ingeval de leidingen door ruimtes gaan, waar de
!
ruimtetemperatuur onder 0°C kan dalen, moet een
condensopvang voorzien worden. In dat geval dient
een lichte daling (1%) bij het plaatsen van de leidingen
in aanmerking genomen te worden, richting
condensopvang.
Niet geisoleerde aflaatleidingen zijn potentiële bronnen
!
van gevaar.
24
Drukverlies in equi-
Rook-
valente m
gasflens
(A)
Bocht 45° Bocht 90°
aanwezig
niet
0,5 0,8
aanwezig
ADAPTATEUR Ø 60-80
ADAPTATOR Ø 60-80