4.1.3 Aanpassing aan het vloerniveau
Als u het telescopische opzetstuk afstelt op het vloerniveau,
moet op het volgende worden gelet:
• Inbouw in zone met bestrating
•
Als de eindafdekking uitgevoerd wordt met straatklinkers,
moet het opzetstuk 2 cm hoger dan de eindafdekking wor-
den geëgaliseerd. Bij het intrillen van de straatklinkers moet
ook het opzetstuk met de trilplaat worden ingetrild. Hierbij
moet erop worden gelet dat de afdekplaat ingelegd is om te
voorkomen dat het opzetstuk bij het intrillen vervormd raakt.
• Inbouw in berijdbare vlakken
•
Onder het telescopische opzetstuk moet op locatie een ge-
wapende betonnen draagplaat worden gelegd. De concrete
4.2 Aansluiting van de buisleidingen
Toevoerleiding (aansluitmof
DN 100/150)
Persleiding
(aansluitmof DA 40 mm) moet conform
DIN EN 12056 over het
terugstroomniveau worden geleid!
Alle buisleidingen moeten in beginsel zodanig worden gelegd
dat deze vanzelf kunnen leeglopen. Alle leidingaansluitingen
moeten flexibel en binnenshuis geluidsisolerend worden uit-
gevoerd (DIN 4109). De leidingaansluitingen DN 100/ 150 voor
de toevoerleiding, de ontluchtingsleiding en de lege kabelbuis
kunnen worden verricht met eenvoudige KG-buis DN 100 of
DN 150.
De toevoerleiding moet met afschot (1-2 %) conform EN 12056
naar het KESSEL schachtsysteem worden gelegd en zo recht
mogelijk worden gemaakt. Bochten e.d. moeten worden voor-
komen. De aansluiting op de mof bij het schachtsysteem kan
gebeuren via een dubbele mof.
Alle vereiste elektriciteitskabels van en naar het pompstation
moeten door de lege kabelbuis (DN 100) worden geleid. Deze
mag voor geen ander doel worden gebruikt. Voor de lege kabel-
328-221
Inbouw en montage
Lege kabelbuis
(aansluiting DN 100)
Ontluchtingsleiding
(aansluiting DN 100)
Schakelapparaat
(optioneel)
uitvoering van de betonplaat moet statisch berekend zijn con-
form de lokale omstandigheden. Een standaardbekistings- en
wapeningstekening is verkrijgbaar bij KESSEL (dikte van de
betonplaat ca. 18 cm, afmeting ca. 2,3 x 2,3 m).
• Varia
•
Voor aanpassing aan het aanwezige vloerniveau kan het nodig
zijn om het opzetstuk navenant in te korten. De zaagsnede
moet zo recht mogelijk worden uitgevoerd en vervolgens ont-
braamd en afgeschuind
•
De meegeleverde uittilsleutel moet net zoals de bedienings-
handleiding onder handbereik en droog bv. in de buurt van
het elektrische schakelapparaat worden opgeslagen.
Attentie a.u.b.:
Alle aansluitleidingen moeten met
afschot naar de schacht worden gelegd.
Afb. 14
buis moeten uitsluitend bochten van 30° of 45° worden gebruikt
om na aanleg de noodzakelijke kabels zo eenvoudig mogelijk
naar binnen te kunnen trekken (bv. via kabelintrekdraad).
De lege kabelbuis moet na afsluiting van de elektriciteitswerk-
zaamheden absoluut lucht- en waterdicht worden afgesloten
(bv. d.m.v. mofstoppen met PG-schroefkoppelingen en vol-
schuimen). Dit voorkomt reukoverlast binnen het gebouw en
toegang van water tot de kelder bij extreme opstuwingsvoorva-
llen of pompuitval.
De ontluchtingsleiding (DN 100) brengt de drukvereffening met
de openlucht voor de door leging c.q. vulling van de installa-
tie naar binnen of naar buiten stromende lucht tot stand. Het
KESSEL schachtsysteem dient in de regel in de buurt van het
bijbehorende gebouw te worden geïnstalleerd. De ontluchtings-
leiding moet zo recht mogelijk over het dak worden geleid om
reukoverlast te voorkomen. De meegeleverde afdichtingen mo-
67 /84
2017/02