NL
Informatie voor de orthopedisch instrumentmaker:
Opmerking: De aanpassing van de orthese mag uitsluitend worden uitgevoerd door
hiervoor opgeleide medewerkers.
Aanpassing van de orthese aan de patiënt:
4/4.1
lumbale wervelkolom en een kleine afstand van het rugpaneel aan de bovenste (craniale)
rand tot het lichaam (ongeveer 2 cm). Daardoor worden het rechtop staan van de patiënt en
de ontlordosering van de lumbale wervelkolom ondersteund.
5/5.1
juiste positie van de orthese. De onderste rand moet ter hoogte van de bilplooi zitten.
Het buikpaneel aan de voorkant moet zich ter hoogte van het schaambeen bevinden en
mag de heupbuiging niet beperken.
6
Stel nu de lengte van de banden van de orthese in. Verwijder de krokodilsluitein-
den van de banden en kort de lengte van de banden zo nodig af. Begin met de
banden op de heupen. Trek de banden aan beide kanten altijd gelijktijdig aan. Als u de
banden hebt ingekort, bevestigt u de krokodilsluiteinden weer en sluit u de band met
lichte trek. Let erop dat de lengte voldoende is.
7
Stel in de volgende stap de gecombineerde romp-/schouderbanden in en doe dat
zoals hierboven beschreven staat. Houd voor de laatste afkorting van de banden
een afstand van ongeveer drie centimeter van de treklussen tot de keerlussen van de
schouderband aan.
Polster de schouderbanden bij de oksels met de bijgeleverde polstering.
8
Om de trek in de oksels te verminderen en afknellingen te voorkomen, kunt u
het verloop van de banden corrigeren door de positie van de dorsale keerlussen
(vastgeplakt op het rugpaneel) te wijzigen. Als aanknopingspunt dient de hoogte van de
onderste ribbenboog.
32
Pas nu het rugpaneel aan de contour van de wervelkolom aan. Zorg dat
er een vingerbreedte (ca. 1,5 cm) afstand is van het spalkverloop op de
Leg de orthese aan bij de patiënt. De orthese kan als een rugzak bij
de patiënt worden aangelegd. Sluit hierna het buikpaneel. Let op de