Tijdsduur instellen
1. Roep het patientenmenu op en blader naar de instelling voor de tijdsduur.
of:
Bij ingeschakeld therapieapparaat: Houd de softstart-toets ingedrukt tot de actuele
instelling verschijnt.
2. Om de tijdsduur te veranderen drukt u meerdere malen op de softstart-toets (+) of de
bevochtigertoets (-), tot de gewenste duur wordt weergegeven.
3. Om de instelling op te slaan en het menu te verlaten, drukt u op de in-/uitschakeltoets/
ESC of u wacht tot het menu automatisch beëindigd wordt.
Softstart aan/uit
Status: Therapieapparaat is ingeschakeld.
– Om de softstart in- of uit te schakelen, drukt u op de softstart-toets.
Bij ingeschakelde softstart wordt de resterende softstartduur in het display weergegeven.
5.6 Ademluchtbevochtiger
Door het gebruik van de ademluchtbevochtiger wordt voorkomen dat de bovenste lucht-
wegen van de patiënt tijdens de therapie uitdrogen.
De bevochtigerstand is in zes trappen (1 = laagste verwarmingsvermogen tot 6 = maximaal
verwarmingsvermogen) instelbaar. Welke instelling voor u het beste is, hangt af van de
ruimtetemperatuur en de luchtvochtigheid. Daarom verandert de optimale instelling zich
afhankelijk van het jaargetijde en de omgevingsvoorwaarden. Onder „normale" omstan-
digheden is de vooringestelde bevochtigerstand 3 voldoende.
Als de temperatuur 23 °C en de luchtvochtigheid 70 % bedraagt, kan bij bevochtigerstand
6 en een doorstroming van 20 l/min een vochtigheid van 100 % worden bereikt.
Ademluchtbevochtiger inschakelen
1. Vul en adapteer de bevochtiger zoals beschreven in de bijbehorende gebruiksaanwijzing.
2. Schakel het therapieapparaat in.
3. Druk op de bevochtigertoets van uw therapieapparaat.
Het bevochtigingsymbool
vochtigerstand (hier stand 3) worden op het display van
het therapieapparaat weergegeven.
, en de indicatie van de be-
Bediening
NL
75