8 Droogadapter
Wordt gebruikt voor het drogen van de
ademslang met het therapieapparaat.
9 Klikadapter
Wordt gebruikt voor aansluiting van de adem-
slang aan de uitgang van het apparaat.
10 Drukmeetslang
Wordt gebruikt voor het meten van de in het
ademmasker aanwezige druk.
11 Ademslang
Door de ademslang stroomt de lucht naar het
masker. De ademslang bestaat uit vouwslang,
drukmeetslang en klikadapter.
12 Uitademsysteem
Hier ontwijkt de kooldioxidehoudende ademlucht
tijdens de behandeling.
13 Ademmasker
(Accessoires)
Via het ademmasker wordt de ademlucht met de
noodzakelijke therapiedruk aan de patiënt toege-
diend.
14 Hoofdbanden
(Accessoires)
Wordt gebruikt voor de correcte en veilige
positionering van het ademmasker.
15 Softstart
Dit symbool verschijnt wanneer de softstartduur
wordt ingesteld c.q. de softstart geactiveerd is.
16 Inspiratie / Expiratie / Waarde
verstelbaar
Tijdens de inspiratie brandt de pijl omhoog, tijdens
de expiratie de pijl omlaag.
Beide pijlen branden als een waarde d.m.v. de +
(softstarttoets) of – (bevochtigertoets) kan wor-
den gewijzigd.
17 Eenheid therapiedruk
De therapiedruk wordt in hPa (hectoPascal) weer-
gegeven. 1 hPa = 1 mbar
18 Ademluchtbevochtiger
Dit symbool verschijnt als de bevochtiger in ge-
bruik is. De ingestelde bevochtigerstand wordt
weergegeven.
(Accessoires)
1 cm H
O.
2
19 Aan-/uitschakeltoets
Is bestemd voor het in- en uitschakelen van het
therapieapparaat en voor het verlaten van een
menu.
20 Menutoets
Wordt gebruik voor het openen van het patiën-
tenmenu en voor het bladeren naar de volgende
waarde in het patiëntenmenu.
21 Softstarttoets
Wordt gebruikt voor het activeren/deactiveren
van de softstart, voor het oproepen van de soft-
startinstelling en om een instelbare waarde te re-
duceren.
22 Bevochtigertoets met lichtdiode
Wordt gebruikt voor het activeren/deactiveren
van de ademluchtbevochtiger, voor het instellen
van de bevochtigerstand tijdens de therapie en
om een instelbare waarde te verhogen. De licht-
diode brandt als de bevochtiger aangesloten en
ingeschakeld is.
23 Typeplaatje
Levert informatie over het therapieapparaat zoals
bijv. serienummer en bouwjaar.
24 Deksel van het filtervak, luchtinlaat
Wordt gebruikt voor de afdekking en veilige posi-
tionering van het grove en fijne stoffilter.
25 Netaansluiting
Hier wordt de netaansluitleiding aan de kant van
het apparaat met de optionele wisselrichter aan-
gesloten.
26 Wisselrichter
(Accessoires)
Wordt gebruikt voor de werking van het therapie-
apparaat via een gelijkstroomcontactdoos (12 c.q.
24 V).
27 Transporttas
Wordt gebruikt voor het transport van het
therapieapparaat.
28 O
-Aansluitventiel
2
Wordt gebruikt om zuurstof in het ademmasker in
te voeren.
(Accessoires)
Overzicht
NL
55