Inbedrijfstelling - Tractel FABA 523947 Instructions D'emploi Et D'entretien

Controle vóór elk gebruik
Vóór elk gebruik de volgende delen
controleren op hun bruikbare en veilige
staat.
• Vangwagen (rollen, vergrendelingen,
veren)
• Karabijnhaak
• Bandvaldemper
• Vanggordel en andere ook gebruikte
producten. Hierbij dienen de instructies
van de desbetreffende handleiding in
acht te worden genomen.
Vangwagen en karabijnhaak: geen
vervormingen, licht lopende rollen, veren
en sluitmechanisme.
Vanggrendel: De vanggrendel (Y op
pagina 3) aan de vangwagen moet
licht beweegbaar blijven (wanneer hij
gedraaid wordt, moet hij steeds vanzelf
naar beneden vallen).
De vanggrendelstopper (X op pagina 3)
moet altijd aanwezig zijn en vast aan de
vanggrendel (Y) bevestigd zijn.
Breng de vangwagen in het railprofi el in
en controleer of de vangvergrendeling
naar onder wijst, licht loopt en correct
in de uitsparingen blokkeert.
Bandvaldemper: onbeschadigde
bekleding van de valdemper, geen
scheuren, sneetjes, schuurplekken,
verbrandingen, etc. aan de gordel.
Regelmatige controles (revisie)
De FABA™-vangwagens moeten,
afhan ke lijk van de gebruiksomstandig-
heden en bedrijfsmatige toestanden,
indien nodig, maar in ieder geval
eenmaal in de 12 maanden door een
geautoriseerde deskundige voor PSA
op de onberispe lijke technische staat
worden gecontroleerd.. Deze controles
moeten worden gedocumenteerd, het
logboek moet bij de vangwagen worden
bewaard.

Inbedrijfstelling

Het gebruik van de vang-
STOP
wagen FABA-Klassik A11
is alleen toegestaan in het
FABA™-klimbeschermingssysteem
A11.
Als verbinding tussen de
STOP
FABA™-vang wagen en de vang-
gordel mag geen extra veilig-
heidskabel of een andere verlenging
in plaats van de aan wezige verbin-
ding worden gebruikt!
Bij het klimmen of afdalen
STOP
moet men kunnen garanderen
dat de beweeglijke vangver-
grendeling Y steeds naar onder wijst,
zie pagina 3.
1. De vangwagen FABA-Klassik A11
en het gehele systeem A11 zijn sym-
metrisch.De vangwagen han zodoende
in beide richtingen ingevoerd worden.
De 2 stalen rollen lopen in het veilig-
heidsprofi el A11 en de 4 kunststof rollen
ondersteunen de loopeigenschappen
van de vangwagen buiten het profi el.
Voer de vangwagen niet met geweld
in!
2. De FABA™-vangwagen een stuk
omhoog / omlaag bewegen en con-
troleren of deze vrij loopt en correct
blokkeert.
3. De karabijnhaak aan de FABA™-
vangwagen in het borst verankering-
punt van de vanggordel haken en
vergrendelen (A = borstverankering-
punt, toe gestaan aanslag punt aan de
vanggordel).
NL
29