8 Reiniging en onderhoud
2
Houd er rekening mee dat het display zichzelf kan activeren
wanneer de e-bike naar achteren wordt geduwd. Wanneer u
op de aan/uit-knop op het geactiveerde display drukt, kan de
elektrische aandrijving worden ingeschakeld. Haal de accu
uit de e-bike voordat u aan de e-bike begint te werken (bijv.
inspectie, reparatie, montage, onderhoud, werkzaamheden
aan de ketting, etc.), hem transporteert met de auto of per
vliegtuig, of hem opbergt. Onopzettelijke activering van de
elektrische aandrijving brengt risico's op letsel met zich mee.
Reiniging
8.1
● Houd alle onderdelen van uw e-bike schoon, vooral de
contacten van de accu en de bijbehorende houdercontacten.
Reinig deze zorgvuldig met een zachte, vochtige doek.
Het wordt aangeraden om de lenzen van uw lichten
Tip
regelmatig te reinigen, dit zal een betere verlichtingsprestatie
tot gevolg hebben.
● Alle onderdelen, inclusief de elektrische aandrijving,
mogen niet in water worden ondergedompeld of met een
hogedrukreiniger worden gereinigd.
● Dompel de accu van de e-bike nooit onder in water.
● Reinig uw fiets met kortere tussenpozen wanneer u op met
winterzout bestrooide wegen rijdt. Het strooizout kan schade
aan onderdelen van uw fiets veroorzaken.
Handleiding
6
Dompel de accu nooit onder in water en maak de accu nooit
schoon met een waterstraal. Gevaar voor kortsluiting die
brandgevaar kan opleveren.
6
De versnellingsnaaf en de draaiversteller zijn afgedicht
en goed beschermd tegen invloeden van buitenaf. Gebruik
echter nooit water onder druk (zoals hogedrukreinigers
of waterstralen) wanneer u deze onderdelen reinigt om
storingen als gevolg van het binnendringen van water te
voorkomen.
1
Gebruik nooit agressieve schoonmaakmiddelen op onderdelen
van uw e-bike. Dit kan permanente schade aan de fiets
veroorzaken.
8.2
Onderhoud
8.2.1 Snelheidssensor controle
Om de snelheidssensor te laten functioneren:
1. De ruimte tussen de snelheidssensor 19 en de bijbehorende
snelheidssensormagneet 20 moet na een draai van het wiel
minstens 5 mm, maar niet meer dan 17 mm bedragen (zie
afbeelding 31).
Zie verderop in deze paragraaf voor informatie over de wijze
waarop de tussenruimte indien nodig kan worden aangepast.
2. De snelheidssensor moet goed zijn aangesloten.
NL
119