Werkplaatsen
De werkplaats is achter het bedieningpaneel. Meer werkplaatsen
bevinden zich al naar gelang de opbouw van de installatie aan de
optioneel aangesloten apparatuur (spuit-installaties), die aan de
tappunten worden aangesloten.
Persoonlijke bescherming
Bij het reinigen van geluidsversterkende onder-
delen dient men gehoorbescherming te dragen
ter voorkoming van gehoorbeschadigingen.
– Draag de juiste beschermende kleding en een veiligheidsbril
ter bescherming tegen terugspattend water.
Reglementair gebruik
Het apparaat dient voor het verwijderen van vuil van oppervlak-
ken door middel van een vrij uittredende waterstraal. Het wordt
vooral voor de reiniging van machines, voertuigen en fassaden
toegepast.
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Neem bij het gebruik in tankstations of an-
dere gevaarlijke zones overeenkomstige veiligheidsvoorschriften
in acht.
Gelieve mineraaloliehoudend afvalwater niet in de grond, water-
lopen of rioleringen laten terechtkomen. Gelieve de motorreini-
ging en bodemreiniging daarom alleen op geschikte plaatsen
met olieafscheider uit te voeren.
Eisen aan de waterkwaliteit:
LET OP
Als hogedrukmedium mag uitsluitend schoon water worden ge-
bruikt. Verontreinigingen geven aanleiding tot vroegtijdige slijta-
ge of afzettingen in het apparaat en de toebehoren.
Als gerecycleerd water wordt gebruikt, mogen de volgende
grenswaarden niet overschreden worden.
pH-waarde
elektrische geleidbaarheid *
afzetbare stoffen **
uitfilterbare stoffen ***
Koolwaterstoffen
Chloride
Sulfaat
Calcium
Totale hardheid
IJzer
Mangaan
Koper
Actieve chloor
vrij van kwalijke geurtjes
* Maximum in totaal 2000 µS/cm
** Testvolume 1 l, afzettijd 30 min
*** geen abrasieve stoffen
84
6,5...9,5
Geleidbaarheid vers water
+1200 µS/cm
< 0,5 mg/l
< 50 mg/l
< 20 mg/l
< 300 mg/l
< 240 mg/l
< 200 mg/l
< 28 °dH
< 50 °TH
< 500 ppm (mg CaCO
/l)
3
< 0,5 mg/l
< 0,05 mg/l
< 2 mg/l
< 0,3 mg/l
NL
– Het koude water loopt door de motorkoelslang in de vlotter-
container en van daaruit in de buitenmantel van de doorloop-
geiser en verder naar de aanzuigkant van de hogedrukpomp.
In de vlottercontainer wordt onthardingsmiddel toegevoegd.
De pomp transporteert water en aangezogen reinigingsmid-
del door de doorloopgeiser. Het reinigingsmiddelgehalte in
het water kan door een doseerventiel worden ingesteld. De
doorloopgeiser wordt door middel van een gasbrander ver-
warmd.
– De hogedrukuitgang wordt op een in het gebouw aanwezig
hogedruknet aangesloten. De handspuitlans wordt met een
hogedrukslang op de tappunten van dit net aangesloten.
Veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de ge-
bruiker en mogen niet buiten werking gezet of in hun functie om-
zeild worden.
Watertekortbeveiliging vlotterhouder
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de hogedrukpomp bij een
tekort aan water inschakelt.
Watertekortbeveiliging beveiligingsblok
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de brander bij een tekort
aan water oververhit raakt. Alleen bij voldoende watertoevoer
gaat de brander aan.
Drukschakelaar
De drukschakelaar schakelt het apparaat bij het overschrijden
van de werkdruk uit. De instelling mag niet worden veranderd.
Veiligheidsklep
Bij een storing van de drukschakelaar gaat het veiligheidsventiel
open. Dit ventiel is vanuit de fabriek ingesteld en verzegeld. De
instelling mag niet worden veranderd.
Vlambewaking
Bij een tekort aan brandstof of bij een storing van de brander
schakelt de vlambewaking de brander uit. De controlelamp sto-
ring brander (E) gaat branden.
Overstroombeveiliging
Als de brandermotor geblokkeerd is, treedt de overstroombevei-
ligingsschakelaar in werking. De motor van de hogedrukpomp is
met een motorbeveiligingsschakelaar en een spoelveiligheids-
schakelaar beveiligd.
Rookgasthermostaat
De rookgasthermostaat treedt in werking, als de temperatuur van
het rookgas hoger wordt dan 320 °C. de controlelamp rookgas-
thermostaat (K) brandt.
Temperatuurbegrenzer
De maximale-temperatuurbegrenzer in de bodem van de ketel (>
80 °C) en in de wateruitgang (> 110 °C) treden in werking en de
controlelamp storing brander (E) brandt.
Rookgasdrukschakelaar
De rookgasdrukschakelaar zet de brander uit als in het rookgas-
systeem een ontoelaatbaar hoge tegendruk optreedt, bijv. bij ver-
stopping.
Drukontlasting hogedruksysteem
Nadat het apparaat via het handspuitpistool is uitgezet, opent na
het verstrijken van de bedrijfsgereedheidstijd een in het hoge-
druksysteem ingebouwde magneetklep, waardoor de druk ver-
mindert.
Veiligheidspal
De veiligheidspal aan het handspuitpistool verhindert onbedoeld
inschakelen van het apparaat.
2
-
Functie