Installatievoorschriften
Alleen voor bevoegd en deskundig personeel!
!
– De verwarmingseenheid van het apparaat is een stookinrich-
ting. Bij de installatie dient men zich aan de ter plaatse gel-
dende normen te houden.
– Gebruik uitsluitend goedgekeurde schoorstenen/rookafvoer-
leidingen.
Gas algemeen
– De gasleidingen en de gasaansluiting van het apparaat mo-
gen uitsluitend door een voor gas- en wateraansluitingen be-
voegd en geregistreerd vakbedrijf worden geïnstalleerd en
aangesloten.
– Het instellen van en reparaties aan de gasbrander mogen uit-
sluitend door een daartoe door Kärcher opgeleid en bevoegd
klantendienst-monteur worden uitgevoerd.
Gasleidingen
– In de gastoevoerleiding, die tenminste een nominale diameter
van 1 inch dient te hebben, moeten een manometer en een
afsluitventiel worden aangebracht.
– Vanwege de trillingen die de hogedrukpomp veroorzaakt,
moet de verbinding tussen de starre gasleiding en het appa-
raat met een flexibele gasslang worden uitgevoerd.
– Bij gastoevoerleidingen van meer dan 10 m lengte moet de
nominale breedte 1 1/2 inch of meer bedragen. De gasaan-
sluiting van het apparaat zelf heeft een nominale breedte van
1 inch.
GEVAAR
Bij het inschroeven van de flexibele gasslang op de brander moet
de aansluitnippel met een gaffelsleutel SW 36 tegengehouden
worden. De aansluitnippel mag niet verdraaien ten opzichte van
de behuizing van de brander. De afdichting van de draadaanslui-
ting moet met DVGW-geautoriseerde afdichtingsmiddelen uitge-
voerd worden. Na de aansluiting moet het verbindingspunt met
DVGW-geautoriseerde lekopsporingsspray op dichtheid gecon-
troleerd worden.
De buisbreedte van de gasleiding moet volgens DVGW TRGI
1986 of TRF 1996 worden berekend. De nominale breedte van
de gasaansluiting van het apparaat is niet vanzelf gelijk aan de
nominale breedte van de buis. De dimensionering en installatie
van de gasleiding moet volgens de overeenkomstige normen en
voorschriften worden uitgevoerd.
lucht- / rookafvoer
– Elk apparaat moet op een eigen schoorsteen worden aange-
sloten.
– De rookgasleiding moet volgens de plaatselijke voorschriften
en in overleg met de verantwoordelijke meester schoorsteen-
veger worden uitgevoerd.
96
Algemeen
Gastoestel met rookgasinstallatie, waarbij de
verbrandingslucht uit de installatieruimte wordt gehaald
Type B23
Gastoestel zonder stromingsbeveiliging, waarbij alle onder over-
druk staande delen van de weg die het rookgas aflegt met ver-
brandingslucht zijn omgeven. De B23-installatie geeft de moge-
lijkheid, het apparaat aan een traditionele eenkanaals schoor-
steen volgens DIN 18160 aan te sluiten en afhankelijk van de in
de ruimte aanwezige lucht te gebruiken. De schoorsteen moet
wel geschikt zijn voor het aansluiten van ketels met rookgascon-
densor (bijv. doordat de schoorsteen is gesaneerd door er een
roestvrij stalen buis doorheen te trekken).
Gastoestel met rookgasinstallatie, dat de verbrandingslucht
via een gesloten systeem van buiten haalt.
Type C33
Gastoestel met verbrandingsluchttoevoer en rookgasleiding
loodrecht via het dak. De mondingen bevinden zich dicht bij el-
kaar in hetzelfde drukgebied.
14
-
NL