•
Overbelast uw apparaat niet.
Werk uitsluitend binnen het
vermelde vermogensbereik.
Gebruik voor zware werkzaam-
heden geen machines met een
zwak vermogen. Gebruik uw
apparaat niet door doeleinden,
waarvoor het niet bestemd is.
Elektrische veiligheid:
Opgepast! Zo vermijdt u on-
gevallen en verwondingen
door een elektrische schok:
•
Voer telkens vóór ingebruik-
name een visuele controle van
de net- en verlengsnoeren op
symptomen van beschadigin-
gen of veroudering door.
•
Houd de voedingskabel op een
veilige afstand van de maai-
werktuigen. Indien het snoer
tijdens het gebruik beschadigd
wordt, verbreekt u het onmid-
dellijk van het stroomnet.
Het snoer niet aanraken
voordat het van het stroom-
net verbroken is.
•
De verlengsnoeren op een veili-
ge afstand tot de tanden houden.
De tanden kunnen de snoeren
beschadigen en tot een contact
met actieve onderdelen leiden.
•
Let erop dat de netspanning
met de op het typeaanduiding-
plaatje vermelde gegevens
overeenstemt.
•
Sluit het apparaat zo mogelijk
uitsluitend op een contactdoos
met lekstroom-beschermings-
inrichting (FI-schakelaar) met
een toegekende stroom van
niet meer dan 30 mA aan.
•
Vermijd lichamelijk contact met
onderdelen, die met de aarde
verbonden zijn (bijvoorbeeld
metalen omheiningen, metalen
palen).
•
Gebruik uitsluitend toege-
stane verlengsnoeren van het
constructietype H05VV-F of
H05RN-F, die maximaal 75 m
lang en voor het gebruik in de
open lucht bestemd zijn. De
draaddiameter van het verleng-
snoer moet minstens 2,5 mm
bedragen. Rol een kabeltrom-
mel vóór gebruik altijd volledig
af. Controleer het snoer op be-
schadigingen.
•
Gebruik voor het aanbrengen
van het verlengsnoer de daar-
voor bestemde snoerophanging.
•
Gebruik de kabel niet om de
stekker uit de contactdoos te
trekken. Bescherm het snoer te-
gen hitte, olie en scherpe kanten.
•
Als het netsnoer beschadigd
is, trekt u allereerst het ver-
lengsnoer uit het stopcontact.
Daarna kunt u het netsnoer
van het apparaat verwijderen.
•
Als het netsnoer van dit ap-
paraat beschadigd wordt, moet
het door de fabrikant of door
zijn klantenserviceafdeling of
door een gelijkwaardig gekwa-
lificeerde persoon vervangen
worden om gevaren te vermij-
den.
Functionele onderdelen
De afbeelding van de
voornaamste functionele
onderdelen vindt u op de
omslagpagina.
NL
2
23