Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Laden van een accu die niet aangesloten is aan het voertuig :
• Sluit de rode klem aan op de positieve pool van de accu en de zwarte klem op de negatieve pool van de accu.
• Zet na gebruik de schakelaar op OFF. Koppel dan eerst de lader van de netspanning af, koppel daarna de rode klem
af en als laatste de zwarte klem.
GEBRUIK IN DE MODUS OPLADEN
Voorzorgsmaatregelen
• Kies een beschutte, voldoende geventileerde of speciaal aangepaste ruimte.
• Haal de doppen van de accu af (indien aanwezig) en verzeker u ervan dat het niveau van de vloeistof (elektrolyt)
voldoende is. Voeg anders gedemineraliseerd water toe en reining nauwkeurig de accupolen en de accuklemmen.
• Controleer of de capaciteit (in ampère-uren) en de spanning (in Volt) van de accu in overeenstemming zijn met uw
lader.
• We raden u aan het loskoppelen van de hele elektronica batterij tijdens het opladen (niet de batterij niet opladen
wanneer aangesloten op het voertuig). Gevaar voor auto-elektronica schade.
Toezicht en laadstatus
LET OP: dit zijn traditionele apparaten. Het opladen van accu's vergt toezicht, en het laden stopt alleen wanneer de
gebruiker de schakelaar op de «OFF» positie zet, of als hij/zij het apparaat van de netspanning afkoppelt.
Wanneer de accu is opgeladen, begint de vloeistof (elektrolyt) van de accu te koken. Het wordt aanbevolen om het
laden aan het begin van dit verschijnsel te onderbreken om beschadiging van de accu te voorkomen.
Bovendien kan, als de accu op een voertuig is aangesloten, een langdurige laadprocedure zonder toezicht de auto-
elektronica beschadigen. Ook bij een gesulfateerde accu die niet meer geladen kan worden zullen de risico's dezelfde
zijn, maar vanaf het begin van het aansluiten.
Het einde van de laadprocedure wordt aangegeven ofwel door de positie van de naald van de ampèremeter, wanneer
deze tussen 0 en 10A staat, of wanneer de laadtijd langer duurt dan 10 uur.
Verzegelde accu
Tijdens het opladen van een verzegelde accu moet men uiterst voorzichtig te werk gaan. Er moet langzaam worden
opgeladen, en de spanning op de accupolen moet voortdurend gecontroleerd worden. Het wordt aanbevolen te stoppen
met laden wanneer de spanning 14,4V (voor een 12V accu) of 28,8V (voor een 24V accu) bereikt. De spanning kan
gemeten worden met behulp van een accu tester of een voltmeter.
Laden
Als de lader volgens de aanbevelingen aangesloten is aan de accu (zie aansluiten en loskoppelen),
Voor de NEOSTART 320:
- zet de schakelaar op stand Charge of Boost 1, in overeenstemming met de capaciteit van de accu.
Waarschuwing: In de Boost 1 modus kan de thermische beveiliging in het begin van het laden geactiveerd worden als
de accu sterk ontladen is.
Voor de NEOSTART 420 en 620:
- zet de schakelaar op stand Charge 1 of Charge 2, in overeenstemming met de capaciteit van de accu.
Koppel het apparaat na gebruik volgens de aanwijzingen af.
Gelijktijdig laden van meerdere accu's
Met behulp van een parallel aansluiting kunt u meerdere accu's tegelijk laden. De positieve polen verbonden met de rode
klem en de negatieve polen aangesloten op de zwarte klem. Deze accu's of groepen accu's moeten dezelfde spanning
hebben : 12V of 24V.
Het serie laden wordt niet aanbevolen.
GEBRUIK IN DE STARTER MODUS
Voorzorgsmaatregelen
• Koppel de accu niet los van het voertuig. Het aankoppelen van de accu kan het verlies van gegevens veroorzaken en
eventueel het herstarten verhinderen.
42
NEOSTART 320 / 420 / 620
BOOST 1 (12-24 V)
Neostart 320
40 - 160 Ah (11 A)
LADEN 1 (12-24 V)
Neostart 420
25 - 90 Ah (6 A)
Neostart 620
45 - 140 Ah (10 A)
BOOST 1 (12-24V)
90 - 400 Ah (27 A)
LADEN 2 (12-24 V)
90 - 300 Ah (20 A)
140 - 450 Ah (30 A)
NL