Aansluiting van de draadaanvoerunit
Verbind de achterzijde van de draadunit met de
stroombron m.b.v. een tussenpakket, waarin zich
kabels en slangen bevinden voor de laskabel positief
(pos.1), stuurleiding (pos.2.), gas (pos.3.) en koelwater
(pos.4.) indien de machine is voorzien van een water-
koelmodule.
Afstellen van het draadhaspel-remsysteem
Het draadhaspel-remsysteem moet er voor zorgen
dat de draadhaspel voldoende snel afgeremd wordt
wanneer met het lassen gestopt wordt. De gewenste
vertraging hangt af van de massa van de draad-
haspel en de maximale draadsnelheid. Een rem-
kracht van 1.5-2.0 Nm is normaal gesproken
voldoende voor de meeste toepassingen.
Afstellen:
Verwijder de blokkeerknop door een kleine schroe-
-
vendraaier achter de knop te plaatsen waarna de
knop eruit getrokken kan worden.
Stel de draadhaspelrem af door de zelfblokkerende
-
moer op de as van de draadhaspelhouder vaster of
losser te draaien.
-
Monteer de knop door deze terug in de groef te
drukken.
BEDIENINGSSCHAKELAARS
1.
Hoofdschakelaar
2.
Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draad ø 0,6 - 1,0
3.
Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draad ø1,2 - 1,6
4.
Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draad ø1,6 - 1,8
5.
Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draad ø1,8 - 2,0
6.
Aan
Licht op zodra de machine is ingeschakeld.
7.
Signaal oververhitting
8.
Signaal storing pistoolkoeling
31