De REAR-functie moet op de camera
worden ingesteld (zie de gebruiksaan-
wijzing van de camera). Op de flitser
wordt de REAR-functie niet aangegeven
10.4 Synchronisatie bij lange
belichtingstijden (SLOW)
Bij de synchronisatie bij lange belich-
tingstijden SLOW komt de beeldachter-
grond bij een lage omgevingshelderheid
beter uit. Dit wordt bereikt door belich-
tingstijden die aan de omgevingshelder-
heid zijn aangepast. Daarbij worden
door de camera automatisch belichtings-
tijden ingesteld die langer dan de flits-
synchronisatietijd zijn (bijv. belichtingstij-
den tot aan 30 seconden). Bij enkele
cameramodellen wordt de synchronisatie
bij lange belichtingstijden in bepaalde
onderwerpsprogramma's (bijv. het nach-
topnameprogramma enz.) automatisch
geactiveerd, c.q. kan op de camera wor-
den ingesteld (zie de gebruiksaan-
wijzing van de camera). Op de flitser
hoeft niets te worden ingesteld en er ver-
schijnt ook gaan aanduiding voor deze
functie.
66
Het instellen voor de synchronisatie bij
lange belichtingstijden SLOW moet op
de camera plaatsvinden (zie de ge-bru-
iksaanwijzing van de camera)! Gebruik
bij lange belichtingstijden een statief
om onscherpte door bewegen van de
camera te voorkomen!
10.5 Flits vooraf tegen het 'rode
ogen-effect'
Verschillende camera's beschikken over
de mogelijkheid een flits, voorafgaand
aan de eigenlijke hoofdflits, te ontsteken
om het 'rode ogen-effect' te verminderen
(Red-Eye-Reduction). Deze functie wordt
alleen ondersteund door de in de
camera ingebouwde flitser. Op externe
flitsers wordt deze functie in principe niet
ondersteund.