12.3 Synchronisatie bij lange
belichtingstijden (SLOW)
Bij de synchronisatie bij lange belichting-
stijden SLOW komt de beeldachtergrond bij
een lage omgevingshelderheid beter uit.
Dit wordt bereikt door belichtingstijden die
aan de omgevingshelderheid zijn aangepast.
Daarbij worden door de camera automatisch
belichtingstijden ingesteld die langer dan de
flitssynchronisatietijd zijn (bijv. belichting-
stijden tot aan 30 seconden).
Bij enkele cameramodellen wordt de syn-
chronisatie bij lange belichtingstijden in
bepaalde onderwerpsprogramma's (bijv. het
nachtopnameprogramma enz.) automatisch
geactiveerd, c.q. kan op de camera worden
ingesteld (zie de gebruiksaanwijzing van de
camera). Op de flitser hoeft niets te worden
ingesteld en er verschijnt ook gaan aandui-
ding voor deze functie.
Het instellen voor de synchronisatie bij lange
belichtingstijden SLOW moet op de camera
plaatsvinden (zie de gebruiksaanwijzing van
de camera)! Gebruik bij lange belichting-
stijden een statief om onscherpte door bewe-
gen van de camera te voorkomen!
13 Touch-display instellingen
13.1 Contrasten
Het contrast in het aanraakscherm kan in drie
stappen worden ingesteld.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets
keuzemenu verschijnt.
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
SERVICE
toets
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
CONTRAST
toetsen
BRIGHTNESS
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
CONTRAST
toets
CONTRAST
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
High
toets:
4Middle
High
voor hoog contrast.
Low
Middle
voor gemiddeld contrast of op.
LOW
voor laag contrast.
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
D
, dat het
.
en kies „CONTRAST" uit.
.
129
x