4.10 REGELAAR MAAIHOOGTE
(Afb. 4.1 n.10)
Deze hendel heeft zeven standen, «1» t/m «7»,
die op de desbetreffende sticker staan aange-
geven en overeenkomen met dezelfde aantal
maaihoogtes tussen 3 en 9 cm.
– O m van de ene naar de ander stand over te
gaan dient er op de ontgrendelknop aan het
einde van de hendel gedrukt te worden.
4.11 TOETS TOELATING SNIJDEN BIJ
ACHTERUITVERSNELLING
(Afb. 4.1 n.11)
Houd de toets ingedrukt om achteruit te rijden
met de snij-inrichtingen ingeschakeld, zonder
dat de motor stopt.
4.12 INRICHTING VOOR HET BEHOUDEN
VAN DE SNELHEID (Cruise Control)
(Indien voorzien) (Afb. 4.1 n.12)
Deze inrichting staat toe de gewenste snelheid
bij voorwaartse werking aan te houden, zonder
dat het nodig is de pedaal (4.32) ingedrukt te
houden.
De drukknop heeft twee posities:
«A» = Ingedrukt = I nrichting uitgeschakeld
(niet actief)
«B» = Uitgetrokken = I nrichting aangescha-
– D oor de inrichting aan te schakelen terwijl
u vooruit gaat, zal de machine de snelheid
behouden die op dat ogenblik bereikt werd,
zonder dat het nodig is het pedaal (4.32) inge-
drukt te houden.
– B ij achteruitversnelling kan de inrichting niet
aangeschakeld worden.
– W anneer de inrichting aangeschakeld is, kan
men de pedaal (4.32) niet in de richting «R»
(achteruitversnelling) zetten.
OPMERKING Bij stijgende of dalende banen,
kan de snelheid veranderen ten opzichte van
de snelheid die op vlakke ondergrond ingesteld
werd.
Om de inrichting uit te schakelen en de bedie-
ning van de snelheid door middel van het pe-
daal (4.32) te herstellen, is het voldoende:
– d e pedaal (4.32) in richting «F» (vooruitver-
snelling) te duwen;
of
– op de rempedaal (4.31) te drukken;
In beide gevallen, keert de drukknop automa-
tisch naar positie «A».
keld
BELANGRIJK Vermijd steeds de drukknop te
gebruiken om de inrichting uit te schakelen.
4.13 BEDIENING OMKANTELING
OPVANGZAK (Afb. 4.1 n.13)
Handmatige bediening
Het omkantelen van de opvangzak om de-
ze te ledigen, gebeurt aan de hand van de
hendel (13.1), die uit zijn zitting gehaald kan
wordt.
Elektrische bediening
De opvangzak wordt omgekanteld om deze
te ledigen, door op de toets (13.2) te drukken
en deze ingedrukt te houden tot de bedien-
motor stopt.
De opvangzak keert terug naar de werkpo-
sitie door de toets (13.3) in te drukken en in-
gedrukt te houden tot de haak weer vastge-
haakt is en de bedienmotor stilstaat.
4.31 REMPEDAAL (Afb. 4.2 n.31)
Dit pedaal stelt de rem van de achterwielen in
werking.
4.32 TREKPEDAAL (Afb. 4.2 n.32)
Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem voor de
wielen in werking en regelt de snelheid van de
machine, zowel bij het voor – als bij het achter-
uit rijden.
– O m de machine vooruit te laten rijden dient
het pedaal met de punt van de voet in richting
«F» geduwd te worden; hoe meer druk er op
het pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger de
snelheid van de machine.
– D e achteruitversnelling wordt in werking ge-
steld door met de hak op het pedaal in richting
«R» te drukken.
– A ls het pedaal wordt losgelaten komt het au-
tomatisch weer in de vrije stand «N» terug.
– D e "Vrije" stand «N» wordt aangegeven door-
dathet controlelampje brandt (4.7.e).
LET OP!
uitversnelling dient uitgevoerd te worden als
de machine stilstaat.
OPMERKING Als het koppelingspedaal zowel
bij het voor- als het achteruitrijden bediend wordt
met een ingeschakelde handrem (4.5) slaat de
motor af.
NL - 11
Het inschakelen van de achter-