CONNEXION GAZ
La connexion des chaudières
tation du gaz doit être exécutée dans le respect des Normes
d'installation en vigueur (NBN D51-003).
Avant d'exécuter la connexion il est nécessaire de s'assurer que:
- le type de gaz est celui pour lequel l'appareil est conçu
- les tuyauteries ont été soigneusement nettoyées.
L'installation d'alimentation du gaz doit être adaptée au débit
de la chaudière et doit être équipée de tous les dispositifs
de sécurité et de contrôle prévus par les Normes en vigueur.
Il est conseillé d'employer un filtre de dimension adéquate.
L'installation étant effectuée, vérifier que les jonctions
exécutées sont étanches.
EVACUATION DES FUMEES ET ASPIRATION
DE L'AIR COMBURANT
CONFIGURATIONS POSSIBLES DE L'ÉVACUATION
C13
Evacuation murale concentrique. Les tuyaux peuvent être
indépendants au départ de la chaudière mais les sorties
doivent être concentriques ou assez proches pour subir les
mêmes conditions de vente (pas plus de 50 cm).
C33
Evacuation concentrique sur le toit. Sorties comme C13.
C43
Evacuation et aspiration en conduits de fumées communs
séparés, mais soumis aux mêmes conditions de vent. Le
système doit être homologé par Technigas, Butgb, AQ
Gastec (CLV), Afnor (3CE) ou DIN/DVGW (LAS).
C53
Evacuation et aspiration murale ou sur le toit et de toute
façon dans des zones de pression différente. L'évacuation
et l'aspiration ne doivent jamais se trouver sur des murs
opposés.
C83
L'appareil est raccordé par ses conduits, éventuellement
au travers d'une pièce de raccordement, à un terminal
d'amenée d'air et à une cheminée individuelle ou collective
B23P
Aspiration dans l'ambiant et évacuation à l'exterieure (P=
conduits en pression, max 200 Pa).
GASAANSLUITING
CONDENS à l'alimen-
De aansluiting van de gaswandketels
de gastoevoer, dient te worden uitgevoerd in overeenstemming
met de plaatselijke normen. In het bijzonder dient het geheel der
installatie te worden uitgevoerd conform de norm NBN D51-003.
Vooraleer over te gaan tot aansluiting controleer of:
- het gebruikte gas overeenkomt met dat waarvoor het toestel is
- het leidingnet rein is (vb: inwendig vrij van roest!!).
AFVOER ROOKGASSEN EN AANVOER VER-
BRANDINGSLUCHT
TOEGELATEN CONFIGURATIES
C13
C33
C43
C53
C83
B23P
voorzien
Het gasleidingsnet dient aangepast te zijn aan het gasdebiet
van het toestel en dient te worden voorzien van alle nodige
onderdelen om de veiligheid en controle te waarborgen,
zoals bepaald in de geldende norm. Het is aangewezen om
een gasfilter met aangepaste filtercapaciteit te gebruiken.
Eenmaal de installatie afgewerkt, controleer alle verbindin-
gen op eventuele lekken.
B23P
Individueel gesloten toestel aangesloten op horizontale
kanalen door de wand, ofwel concentrisch ofwel parallel
dichtbij elkaar uitmondend in dezelfde drukzone (maximum
50 cm).
Individueel gesloten toestel met verticale kanalen door
de wand ofwel concentrisch ofwel parallel dichtbij elkaar
uitmondend in dezelfde drukzone.
Gesloten toestel voor aansluiting op een gemeenschappelijk
systeem dat een kanaal voor aanvoer van de verbranding-
slucht en een kanaal voor afvoer van de rookgassen bevat
en dat gekeurd is door Technigas, Butgb, AQ Gastec (CLV),
Afnor (3CE) of DIN/DVGW (LAS).
Individueel gesloten toestel aangesloten op twee kanalen die
gescheiden zijn en in verschillende drukzones uitmonden.
Luchtaanzuig en rookgasuitgang mogen zich evenwel nooit
op tegenover elkaar liggende muren bevinden.
Individueel toestel met twee gescheiden kanalen die de
verbrandingslucht rechtstreeks buiten nemen en de rook-
gassen afvoeren in een gemeenschappelijk kanaal met
natuurlijke trek.
Luchtaanzuig vanuit de omgeving en rookgasafvoer naar
buiten toe (P= afvoerleiding rookgassen in overdruk, max
200 Pa).
CONDENS aan
25