ONDERHOUD
Onvoldoende onderhoud kan leiden tot een vermin-
derde betrouwbaarheid en verval van garantie.
Draad-aanvoer-unit
Deze unit moet gereinigd worden met droge en
schone perslucht en vereist regelmatig onderhoud
aan de draadtransportrollen en de capillairbuizen.
Het is zeer belangrijk voor een tevredenstellend las-
resultaat en een minimum aan slijtage en be-
schadiging tijdens het transport dat de draad door
het toevoersysteem zonder vervormingen van de
draad of van de draadtransportrollen glijdt.
De contactbuizen moeten gecontroleerd of vervan-
gen worden, indien de verkopering van lasdraad
wordt beschadigd op zijn weg door de contactbuis.
Koperstof kan het soepele glijden van de lasdraad
door de spiraal hinderen. Een wekelijkse controle en
het schoonmaken van capillair buizen en de draad-
transportrollen wordt aanbevolen.
Slangenpakket
Men dient veel aandacht te besteden om een over-
belasting van het slangenpakket te voorkomen.
Hij mag niet over scherpe kanten worden getrokken
en er mogen geen zware machines over heen rijden,
aangezien de kabels beschadigd zouden kunnen
worden.
Het slangenpakket dient elke week ontkoppeld te
worden en doorgeblazen met schone en droge per-
slucht. Daarbij moet het slangenpakket ontkoppeld
zijn.
Laspistool
Veel onderdelen van het laspistool moeten periodiek
worden gereinigd. Hoofdzakelijk de contactbuizen en
de gascups.
Tijdens het lassen worden deze onderdelen ge-
bombardeerd met spatjes die in de gascups blijven
hangen. Dit kan de gasstroming verstoren en dient
geregeld te worden verwijderd. Gebruik bescherm-
spray ter voorkoming van het hechten van spatjes.
Bij het schoonmaken dient de gascup gedemonteerd
te worden. Niet schoonmaken door slaan of kloppen.
Stroombron
Blaas de stroombron regelmatig schoon met droge,
schone perslucht. Een aangekoekte of verstopte
luchtinlaat of -uitlaat kan leiden tot oververhitting.
Let op !
Controleer of de machine van de electrische voeding
is ontkoppeld indien de kast moet worden geopend,
b.v. voor het vervangen van de besturingsmodule.
HET VERHELPEN
VAN STORINGEN
Onvoldoende laseffect.
De las ligt slecht aangevloeid op de plaat.
1. Een van de drie smeltzekeringen van de hoofd-
schakelaar is onderbroken. (Dit betreft uitsluitend
3-fasen-machines).
2. De lasspanning is te laag. Schakel een hogere
trap in.
Lasdraad loopt niet
1. De invoerdoorn en de draad zijn niet in lijn met
elkaar.
2. De draad komt stroef van de haspel, de draad
moet gelijkmatig van de haspel aflopen.
3. De invoerbuis of de contactbuis is erg versleten of
dichtgeslibd.
4. De lasdraad is niet schoon of roestig. De kwaliteit
kan slecht zijn.
5. De drukrol moet voorzichtig iets vaster gesteld
worden.
Spatvorming
1. De draadaanvoersnelheid is te hoog voor de
ingestelde spanning.
2. Contactbuis versleten.
Poreuze lassen. Bij puntlassen wordt een op-
komer gevormd.
1. Onvoldoende gas. Te weinig gasdruk of lege
cylinder.
2. Kontaktbuis aangekoekt.
3. Door een gaslek wordt lucht meegezogen die zich
vermengt met het beschermgas.
De lasdraad loopt langzaam en onregelmatig
door de contactbuis.
1. Beschadigde draad moet worden afgeknipt en
naar buiten getrokken. Controleer de druk op de
draadtransportrollen en regel bij, indien nood-
zakelijk.
2. Versleten contactbuis.
3. Mogelijk dient de draadaanvoersnelheid te
worden verhoogd.
28