6.8 Wielaanpassing
Het toepassen van wielaanpassing
OPMERKING: Om de best mogelijke beweging te krijgen, moeten de
achterwielen
worden aangepast naar de optimale positie. Dit
betekent correcte aanpassing van de wieluitlijning. Hiervoor:
meet u de afstand tussen de beide voor- en achterwielen
om de controleren of zij parallel staan. Het
verschil tussen beide metingen mag niet
meer dan 5 mm bedragen. De parallelle instelling kan worden
aangepast door
de schroeven (1) los te draaien en de as-adapter (3) te draaien.
Controleer wanneer u klaar bent, of alle schroeven
weer goed zijn aangedraaid (Fig. 6.8.1 tot Fig. 6.8.2). Draai de
inbusschroeven weer aan naar 8 Nm.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig, er is een risico op voorover kantelen wanneer
het zwaartepunt van de stoel wordt aangepast!
Breedte wielbasis instellen
De basis van de achterwielen wordt gedefinieerd als de afstand tussen
de bovenzijde van de achterwielen en de stangen van de rugleuning
en is af fabriek 1,25 cm. Deze afstand moet worden vergroot als
er meer ruimte gecreëerd moet worden tussen de banden en de
optionele, in hoogte verstelbare armleuningen.
Bij het aanpassen van de achterwielbasis:
•
Schuif de as-adapter (3) in of uit de asbeugel (2).
•
Draai de inbusschroef op de achterzijde van de asbeugel los (1)
•
Schuif de as-adapter (3) in of uit, tot de gewenste
•
wielbasis is bereikt.
•
Draai de schroeven tot 8 Nm aan.
•
Herhaal de procedure aan de rechterkant van de rolstoel waarbij
de ruimte aan beide zijden gelijk is (Fig. 6.8.1 tot Fig. 6.8.2).
OPGELET!
•
Wanneer de achterwielbasis wordt aangepast, pas dan eerst één
wiel en daarna het tweede aan.
•
Als de as-adapter verplaatst of verwijderd werd moet de uitlijning
van de wielen en wielbasis worden gecontroleerd, en indien nodig,
worden aangepast (zie ook het hoofdstuk 'Uitlijning wielen').
XENON 2 SA
Fig. 6.8.1
Fig. 30
Fig. 6.8.2
Fig. 37
3
85
2
2
1
Rev.1.0