Wielaanpassing
Het toepassen van wielaanpassing
Belangrijk: Om de best mogelijke beweging te krijgen, moeten
de achterwielen ingesteld worden op hun optimale positie.
Daarom dienen de wielen correct uitgelijnd te zijn.
Hiertoe meet u de afstand tussen de beide voorwielen en
achterwielen om te verzekeren dat ze parallel aan elkaar staan.
Het verschil tussen beide metingen mag niet meer 5 mm
bedragen.
Om de wielen aan te passen zodat ze parallel staan, draait u de
schroeven los en draait u de asbus naar wens. Controleer na
aanpassingen altijd of alle schroeven correct zijn aangedraaid
(zie ook de pagina betreffende draaikracht/torque).
Aanpassing spoor NITRUM
De inspoor/uitspoor op nul instellen
OPMERKING: een rolstoel met 0° cambercilinders kan geen in-
of uitspoor hebben. Deze instelling is alleen noodzakelijk bij 3° en
6° cambercilinders.
De term "inspoor of uitspoor" geeft aan hoe goed de achterwielen
van de rolstoel op één lijn staan met de grond. Dit bepaalt hoe
goed de rolstoel rijdt. Wanneer de inspoor is ingesteld op nul, is
er sprake van normale weerstand of rolweerstand.
De inspoor/uitspoor op nul instellen: Maak de inbusschroeven (1)
(één aan iedere zijde) waarmee de beugel van de camberstang
is bevestigd, los. Controleer de kogel in het horizontale (2) vlak
en draai de asbuis (3) tot de kogel in het midden ligt. De inspoor
is nu nul.
Controleer, voordat u de schroeven (1) aandraait, of de asbuis is
gecentreerd. De ruimte aan beide kanten moet gelijk zijn, of er
mag totaal geen ruimte zijn. Draai de schroeven tot 7 Nm aan.
(Fig. 4.17 - 4.19).
Breedte wielbasis instellen:
De achterwielbasis wordt gedefinieerd als de afstand tussen de
bovenkant van de achterwielen en de buizen van de rugleuning
wordt weergegeven door de fabrieksinstelling (125 mm). Deze
afstand moet worden vergroot indien een grotere ruimte
gecreëerd moet worden tussen de banden en de optionele in
hoogte verstelbare armsteunen (Fig. 4.20).
LET OP:Wanneer de achterwielbasis wordt ingesteld, pas dan
eerst één wiel en daarna het tweede aan. Als beide kanten
tegelijkertijd worden losgedraaid, wordt de aanpassing van de
inspoor/uitspoor veranderd. Voor het aanpassen van de
achterwielbasis, bewegen de delen van de camber (4)
telescopisch in of uit de asbuis (5) en worden op hun plaats
bevestigd wanneer zij het eind bereiken. Draai de schroef (6) (die
het dichtst bij de asbuis is bevestigd) aan de linkerkant van de
rolstoel los. Schuif de houder van de as naar binnen of buiten om
tot de gewenste wielbasis te komen. Draai de schroeven tot 7
Nm aan. Herhaal dit proces aan de rechterkant van de rolstoel en
pas de ruimte aan zodat deze gelijk is aan de ruimte aan de
linkerkant.
Fig. 4.17
1
3
Fig. 4.19
2
BAL
Nitrum / Nitrum Hybrid Rev.B
Fig. 4.18
Fig. 4.20
5
4
6
Rugleuning
Rugleuning met verstelbare hoek
Verwijder de schroeven (A) op beide stangen van de rugleuning.
Pas de hoek aan binnen het gatenpatroon (in stapjes van 3° per
gat), steek de inbusschroeven (A) aan beide kanten erin, en
draai aan tot 5 Nm (Fig. 4.21).
Fig. 4.21
A
Opvouwbare rugleuning
De rugleuning kan worden opgevouwen, er zijn twee
verschillende soorten ontkoppelingsmechanismen leverbaar:
• Ontgrendeling via duwstang: duw de ontgrendelingsstang
omhoog, houd de positie vast en vouw de rugleuning naar
voren.
• Ontgrendeling via twist-lock: draai het handvat op de
kruisstang naar voren, houd deze positie vast en vouw de
rugleuning naar voren. Het handvat kan uitsluitend in
voorwaartse richting worden gedraaid.
Er is een optie voor een dubbele vergrendeling op de rugleuning
leverbaar. Als de rolstoel van deze optie is voorzien, vergrendelt
de rugleuning in een plat opgevouwen positie.
Om de rugleuning weer uit de opgevouwen positie te halen,
duwt u de duwstang omhoog, of draait u het twist-lock handvat
naar voren.
De vergrendelingspositie (hoek) van de gevouwen rugleuning
kan worden aangepast; verwijder de inbusschroef (B) aan beide
kanten (Fig. 4.22), en stel de gewenste vergrendelingshoek in
door het corresponderende gaatje in het gatenpatroon (C) te
kiezen (Fig. 4.23). Draai vervolgens de schroeven (B) aan beide
kanten aan naar 5 Nm.
Fig. 4.22
B
Fig. 4.23
C
69