STOOKPLAATS
• In de stookplaats moet een goede luchtaan- en afvoer worden voor-
zien, conform de geldende normen. Bij twijfel is het raadzaam het
CO2 gehalte te meten, terwijl de brander op maximum debiet werkt
en de stookplaats enkel verlucht wordt via de openingen voorzien
voor de luchttoevoer van de brander. Meet daarna het CO
met gesloten deuren. Het CO
zijn. Als er in de stookplaats verschillende branders en/of ventila-
toren geïnstalleerd zijn, die soms samen functioneren, moeten de
testen ook uitgevoerd worden met alle toestellen in werking.
• Sluit de luchtaan- en afvoer, de ventilator van de brander en verlucht-
ingsroosters van de stookplaats niet af, dit om te vermijden dat:
- giftige en/of ontplofbare gassen blijven hangen in de stookplaats;
- er te weinig luchttoevoer is waardoor de verbranding gevaarlijk
wordt, niet zuinig en vervuilend is.
• De brander moet beschermd worden tegen regen, sneeuw en vorst.
• Zorg ervoor dat de stookplaats schoon is en dat er geen vluchtige be-
standdelen blijven hangen. Deze kunnen worden aangezogen door
de ventilator en een verstopping veroorzaken in de interne delen van
de brander of de verbrandingskop. Op lange termijn is ook stof
schadelijk. Het stof zet zich vast op de schoepen van de turbine
waardoor het vermogen van de ventilator verkleint met als gevolg
een vervuilende verbranding. Tevens kan het stof zich vastzetten op
de achterkant van de vlamhaker in de verbrandingskop met als re-
sultaat een slechte menging lucht-brandstof.
BRANDSTOF
• Men dient het type brandstof te gebruiken waarvoor het toestel voor-
zien is. Dit wordt ook aangegeven op het toestel en in het hoofdstuk
"Technische specificaties" van deze handleiding.
• De druk van de toegevoerde brandstof in de pomp mag de waarden,
zoals aangegeven in deze handleiding, niet overschrijden.
• De leidingen voor brandstoftoevoer in de brander moeten luchtdicht
zijn om lucht in de pomp te vermijden. De leidingen dienen berekend
te zijn volgens de afstand tussen de brander en de tank en het
niveauverschil tussen beide - zie verder in deze handleiding. De lei-
dingen dienen voorzien te zijn van alle beveiligings- en controle-ap-
paratuur zoals vereist in de geldende normen. De leidingen - bij
voorkeur in koper - moeten stofvrij zijn. Zorg er, bij de installatie, bov-
endien voor dat er geen vuiltjes in de leidingen komen.
• Zorg ervoor dat noch vuildeeltjes noch water in de olietank kunnen
terechtkomen. Vermijd dat de tank 's zomers leeg blijft staan. Anders
kan er condensatie optreden.
• Reinig de tank zorgvuldig alvorens brandstof op te slaan.
• De tank en de aanzuigleiding van de brander dienen beschermd te
worden tegen vorst.
• De tank moet conform de geldende normen geïnstalleerd worden.
ELEKTRISCHE VOEDING
• Zorg ervoor dat de elektrische spanning gelijk is aan deze waarvoor
het toestel voorzien is (zie ook verder in de handleiding).
• Zorg ervoor dat de installatie waarop de brander wordt aangesloten
correct geaard is, zoals vereist door de geldende normen. Ga na of
de aarding efficiënt werkt. Raadpleeg een vakman in geval van twi-
jfel.
• Nulleider en fase niet omwisselen.
• De elektrische installatie en de diameter van de kabels dienen
aangepast te zijn aan het maximaal opgenomen vermogen van de
brander zoals aangegeven op de branderplaat en in deze handlei-
ding.
• Gebruik voor de aansluiting op het net geen stekkeraansluiting maar
gebruik een hoofdschakelaar conform de geldende normen
• Doe, bij een defect dat toe te schrijven is aan de voedingskabel van
de brander, beroep op erkende vakmensen om de kabel te vervan-
gen.
• Raak de brander nooit blootsvoets of met vochtige lichaamsdelen
aan.
• Trek niet aan de elektrische kabels en houdt ze uit de buurt van alle
warmtebronnen.
• De kabels moeten lang genoeg zijn zodat, indien nodig, de brander
en eventueel de keteldeur kunnen worden geopend.
• Doe beroep op erkende vakmensen voor de elektrische aansluitin-
gen. Respecteer de geldende normen inzake elektrische aansluitin-
gen.
VERPAKKING
• Verwijder de verpakking. Ga na of de brander volledig en onbescha-
digd is. Raadpleeg uw dealer in geval van twijfel.
• Laat de verpakking (houten kist, karton, spijkers, nietjes, plastic za-
kjes, piepschuim...) niet achter. Ze kan ongelukken veroorzaken en
werkt vervuiling in de hand. Deponeer de verpakking op daarvoor
voorziene plaatsen.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
2
gehalte moet in beide gevallen gelijk
2
BRANDER
• Houdt het toestel buiten het bereik van kinderen en onervaren per-
sonen.
• De brander mag enkel aangewend worden voor het voorziene ge-
bruik. Elke andere toepassing is ongeoorloofd en dus gevaarlijk.
gehalte
Voorzien gebruik:
- Het toestel kan worden aangesloten op ketels gevoed met water,
stoom of thermische olie en is geschikt voor alle andere, door de
fabrikant uitdrukkelijk aangegeven toepassingen;
- Het minimum en maximum debiet waarop de brander is afgesteld,
de afmetingen van en de druk in de verbrandingskamer en de om-
gevingstemperatuur mogen de grenswaarden in deze handleiding
niet overschrijden.
• Als de brander uitgebouwd wordt met opties, kits of accessoires dan
mogen enkel originele onderdelen gebruikt worden.
• Het is verboden het toestel te modificeren om het vermogen op te vo-
eren of om het toestel voor andere doeleinden te gebruiken.
• Onderdelen mogen enkel en alleen geopend of aangeraakt worden
tijdens het onderhoud van de brander.
• Alleen de onderdelen die vermeld staan in de onderdelencatalogus,
kunnen worden vervangen.
• Raak de warme delen van de brander niet aan. Deze delen bevinden
zich in de buurt van de vlam en warmen op terwijl de brander werkt.
Zelfs na langdurige stilstand van de brander kunnen die delen nog
hitte uitstralen.
• Indien men het toestel, tijdens een bepaalde periode, niet wenst te
gebruiken, schakel dan de hoofdschakelaar op het bediening-
spaneel uit en sluit het handventiel op de brandstofaanvoerleiding.
Indien men het toestel helemaal niet meer wenst te gebruiken, voer
dan volgende handelingen uit;
- een vakman dient de elektrische voedingskabel van de hoofd-
schakelaar te ontkoppelen;
- sluit het handventiel op de brandstofaanvoerleiding af door de be-
dieningshendel te blokkeren of te verwijderen.
INSTALLATIE EN REGELING BRANDER
• De brander dient geïnstalleerd en afgesteld te worden door vak-
mensen conform deze handleiding en de geldende normen en voor-
schriften.
• Bevestig de brander stevig aan de ketel zodat de vlam zich enkel kan
ontwikkelen in de verbrandingskamer.
• Vraag, alvorens de brander op te starten, toestemming aan de ver-
antwoordelijke van de stookplaats. Ga na of de ketel gevuld werd
met water of thermische olie, of de kleppen van het hydraulisch cir-
cuit open staan en of de rookkanalen gereinigd en correct berekend
zijn:
- regel het brandstofdebiet volgens het ketelvermogen en de gren-
swaarden van het branderwerkingsveld, zoals aangegeven in deze
handleiding;
- regel de luchtaanvoer, de verbrandingskop en de brandstofdruk
aan de verstuivers;
- ga na of de druk in de verbrandingskamer overeenstemt met de
druk die de ketelfabrikant voorschrijft;
- analyseer de verbrande gassen en controleer of de grenswaarden,
zoals bepaald door de geldende normen, niet overschreden
worden;
- ga na of de beveiligings- en controle-apparatuur efficiënt werken;
- ga na of het rookafvoerkanaal efficiënt werkt;
- controleer , alvorens de installatie te verlaten, of alle mechanische
blokkeersystemen van de regelapparatuur goed zijn vastgezet.
BRANDERDEFECT
• Indien de brander geblokkeerd raakt gaat, probeer de brander
manueel te ontgrendelen. Doe na maximum 2 à 3 tevergeefse pogin-
gen beroep op erkende vakmensen.
• In geval van defect of slechte werking van de brander, probeer deze
dan niet te repareren. Schakel het toestel uit en wendt u tot vak-
mensen.
De brander dient gerepareerd te worden door een installateur of
service center, erkend door de branderfabrikant waarbij uitsluitend
originele onderdelen gebruikt worden.
Indien u geen rekening houdt met deze aanbevelingen, kan de fab-
rikant niet garant staan voor de veiligheid van het toestel.
ONDERHOUD
• Regelmatig of tenminste één maal per jaar dient u beroep te doen op
een erkend vakman voor een onderhoudsbeurt. Het onderhoud dient
te worden uitgevoerd volgens de gegevens van deze handleiding.
• Voor elke tussenkomst dient de hoofdschakelaar van het toestel te
worden uitgeschakeld en de brandstoftoevoer afgesloten.
7