Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede
alle daarmee verbonden
werkzaamheden (steeksnede, snoeien
etc.) mogen alleen worden uitgevoerd
door diegenen die daarvoor speciaal zijn
opgeleid en geschoold. Wie geen
ervaring met een motorzaag of de
werktechnieken heeft, mag dergelijke
werkzaamheden niet uitvoeren –
verhoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist
de nationale voorschriften met
betrekking tot de veltechniek worden
opgevolgd.
Zagen
Niet in de startgasstand werken. Het
motortoerental is in deze stand van de
gashendel niet regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Anderen niet in gevaar brengen –
voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het
eerst werkt, adviseren wij het zagen van
rondhout op een zaagbok te oefenen –
zie "Dun hout zagen".
Indien mogelijk een kort zaagblad
gebruiken: zaagketting, zaagblad en
kettingtandwiel moeten bij elkaar en bij
de motorzaag passen.
MS 171, MS 171 C, MS 181, MS 181 C, MS 211, MS 211 C
Geen lichaamsdelen in het verlengde
zwenkbereik van de zaagketting
houden.
De motorzaag alleen met een draaiende
zaagketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen
gebruiken – niet voor het loswippen of
wegschuiven van takken of
worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de
onderzijde doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van
struikgewas en jonge bomen. Dunne
loten kunnen door de zaagketting
worden gegrepen en in de richting van
de gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van
versplinterd hout – kans op letsel door
afgescheurde stukken hout!
Geen andere voorwerpen met de
motorzaag in aanraking laten komen:
stenen, spijkers enz. kunnen worden
weggeslingerd en de zaagketting
beschadigen. De motorzaag kan
omhoogslaan – kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact
maakt met een steen of een ander hard
voorwerp, kan dit leiden tot
vonkvorming, waardoor onder bepaalde
omstandigheden licht ontvlambare
stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook
droge planten en struikgewas zijn licht
ontvlambaar, vooral bij zeer warme en
droge weersomstandigheden. Als er
kans op brand aanwezig is, de
motorzaag niet in de buurt van licht
ontvlambare stoffen, droge planten of
struikgewas gebruiken. Uitdrukkelijk aan
de voor het bosbeheer
verantwoordelijke persoon vragen of er
brandgevaar bestaat.
Op hellingen altijd boven of naast de
stam of liggende boom staan. Op naar
beneden rollende stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de
grond kunnen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken
–
Nooit op een ladder of staande in de
–
boom werken
Nooit op onstabiele plaatsen
–
Nederlands
121