b) Functie G2 „PROGRAM SETTING"
Hier kunnen de gewenste tijden en temperaturen worden gepro-
grammeerd, binnen dewelkde de kamerthermostaat de aanges-
loten verbruiker temperatuurgestuurd in-, resp. uitschakelt.
Zo kan vb. worden vastgelegd dat vanaf 6.00u een temperatuur
van 20,0 °C moet gelden en vanaf 9.00u voor de rest van de dag
een temperatuur van 18,0°C.
Al naargelang of u in het menu „INSTALL SETTINGS" de verwar-
mings-, resp. koelmodus hebt geselecteerd, wordt de aan de
kamerthermostaat aangesloten verbruiker overeenkomstig in- of
uitgeschakeld.
In de verwarmingsmodus wordt de aangesloten verbruiker (vb.
een elektrische verwarming) ingeschakeld als de door de tempe-
ratuursensor gemeten temperatuur onder de door u geprogram-
meerde temperatuurwaarde zakt.
Om te frequent in-/uitschakelen te vermijden moet de tempera-
tuur eerst van de in de functie G10 „SWING SETTING" ingestelde
temperatuurhysterese afwijken voor de aan de kamerthermo-
staat aangesloten verbruiker wordt ingeschakeld (resp. uitge-
schakeld).
Voorbeeld:
Geprogrammeerde temperatuurwaarde: 20,0 °C
Temperatuurhysterese:
In-/uitschakelen:
Per dag kunnen tot 7 verschillende tijden worden geprogram-
meerd (weergave in het scherm P1....P7) waarop de temperatuur
kan veranderen (met een interval van 10 minuten).
Zo kunt u vb. in het eerste geheugen „P1" voor 6.00u een tem-
peratuur van 20,0 °C programmeren en in het tweede geheugen
„P2" voor 9.00u een temperatuur van 18,0 °C.
Ga voor de programmering in de volgende stappen te werk:
1.
Na de selectie van de functie G2 „PROGRAM SETTING" en be-
vestiging met de toets „OK" (5) knipperen de getallen voor de
weekdagen, resp. dagblokken aan de bovenste schermrand.
0,5 °C
bij 19,5 °C, resp. 20,5 °C
147