iNSTaLLaTiE
montage
f Zet de aansluitkabels ca. 260 mm af en kort deze naar be-
f
hoefte in. De kabels mogen niet tegen de luchtspleten in de
zijwand komen.
12.4 Elektrische aansluiting
12.4.1 Algemeen
WAARSCHUWING elektrische schok
Bij aansluiting van het toestel op een automatische op-
laadsturing kan er, ook als de zekeringen zijn verwijderd,
spanning optreden op de klemmen A1/Z1 en A2/Z2!
De elektrische aansluiting van de verwarmingselementen ge-
schiedt met 3/N/PE~400 V. Met de module éénfase-aansluiting
(toebehoren) is ook aansluiting met 1/N/PE~230 V mogelijk.
Aansluiting met NYM is mogelijk. Het aantal voedingskabels en
kabeladers, alsmede de kabeldiameters zijn afhankelijk van de
aansluitwaarde van het toestel en de soort netaansluiting, evenals
bijzondere voorschriften van de energiebedrijven.
Houd rekening met het schakelschema en de vermogenstrappen
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").
12.4.2 Het toestel aansluiten
WAARSCHUWING elektrische schok
Het is absoluut noodzakelijk om te zorgen voor een on-
berispelijke aansluiting van de aardleiding.
WAARSCHUWING elektrische schok
Aansluitkabels mogen niet beschadigd raken, eraf ge-
trokken of uit het toestel getrokken worden.
f Plaats de aansluitkabels dienovereenkomstig.
f
Info
Klemmen L en N van klemmenstrip X2 moeten continu
onder spanning staan.
f Zorg voor trekontlasting van de aansluitkabels en sluit die
f
overeenkomstig het schakelschema in het toestel (op de bin-
nenzijde van de rechterzijwand) of conform het schakelsche-
ma in het hoofdstuk "Technische gegevens" aan.
Wanneer de hoekplaat die in de schakelruimte is gemonteerd voor
de bevestiging van de netaansluitklemmen, moeilijk bereikbaar is
omdat de afstand tot de zijkant te beperkt is, kunt u die plaat naar
voren zwenken nadat u de bevestigingsschroef hebt losgedraaid.
12.4.3 Aansturing zonder verwarmingsbeveiliging
Als er geen verwarmingsbeveiliging gemonteerd moet worden
(soms door het energiebedrijf vereist), kan de functie van de elek-
tronica van de warmteaccumulator gebruikt worden.
f Daarvoor sluit u ofwel de signalen van het elektriciteitsbe-
f
drijf LF en N ofwel de signalen SH en N van de betreffende
oplaadsturing rechtstreeks aan op de klemmen LF/SH en N
van de warmteaccumulator.
f Stel in het configuratiemenu parameter P15 in op 1 (zie
f
hoofdstuk "Installatie/instellingen").
www.stiebel-eltron.com
De verwarmingselementen in het toestel worden pas ingescha-
keld, wanneer het energiebedrijf LF heeft vrijgegeven en de elek-
tronische oplaadregelaar het opladen vrijgeeft.
12.4.4 Typeplaatje toestel
Info
Documenteer het aansluitvermogen en de nominale op-
laadduur.
f Markeer daarvoor de betreffende vakjes op het typeplaatje.
f
12.5 Vloermontage
1
1 Vloermontage
2 Opstelling met vloerconsoles
Het montagevlak voor het toestel moet effen zijn en voldoende
draagvermogen hebben. Meer gegevens over het gewicht van het
toestel vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens/gegevensta-
bel". Neem bij twijfel contact op met een bouwexpert.
De toestellen kunnen op iedere gangbare vloer geplaatst worden,
maar in de steunzone kunnen bij PVC-, parket- en lang- of hoogpo-
lige tapijtvloeren onder druk en warmte-inwerking veranderingen
optreden. In deze gevallen moeten warmtebestendige onderleg-
platen gebruikt worden (ter plaatse aan te schaffen).
De stabiliteit van het toestel moet verzekerd worden door beves-
tiging op de wand of op de vloer.
Wandmontage
Voor montage aan de wand bij een wand met voldoende draag-
vermogen is in de achterwand van het toestel ter hoogte van de
schakelruimte een gat aangebracht.
f Schroef het toestel met een geschikte schroef vast aan de
f
wand zodat het niet kan kantelen.
Vloerbevestiging
Optioneel kunt u het toestel door vier gaten (Ø 9 mm) in de toe-
stelvoeten aan de vloer vastschroeven.
f Demonteer het luchtafvoerrooster, de voorwand en de lucht-
f
geleidingsmodule (zie hoofdstuk "Montage/Toestel openen"
en "Het toestel reinigen").
f Schroef het toestel met geschikte schroeven vast aan de
f
vloer.
2
SHF | SHS | SHL |
71