9. Bediening
Neem het apparaat pas in gebruik wanneer u zich met de functies en met deze gebruiksaanwij-
zing vertrouwd heeft gemaakt.
Controleer nog een keer of alle aansluitingen correct zijn. Klem na de controle de minpool van
de boordaccu weer aan.
a) Algemene bediening
Toets MOD (1)
Met deze toets worden de verschillende audiobronnen geselecteerd. Iedere druk op de knop schakelt over
naar de volgende bron:
AUX > TUNER > CD > USB > SD
Wanneer één van de bronnen niet actief is, d.w.z. er is geen medium geplaatst, wordt de bron bij
de selectie overgeslagen.
Taste /MUT (2)
Met deze toets wordt het apparaat in- en uitgeschakeld en de geluiddemping geactiveerd.
Kort indrukken bij een uitgeschakeld apparaat > apparaat wordt ingeschakeld
Kort indrukken bij ingeschakeld apparaat > geluiddemping wordt geactiveerd of gedeactiveerd
Lang indrukken bij ingeschakeld apparaat > apparaat wordt uitgeschakeld
Om het apparaat uit te schakelen kunt u ook op elke andere toets drukken (met uitzondering van
de toetsen (3) en (11)).
Toets (3)
Druk op deze toets om het bedieningspaneel te ontgrendelen
Draairegelaar VOLUME / toets SELECT (4)
Bij normale werking wordt met de draaiknop VOLUME (4) het geluidsvolume ingesteld.
Druk één of meer keren op de toets SELECT (4) om de parameters BAS (regeling lage tonen), TRB (regeling
hoge tonen), BAL (instelling van de balans) en FAD (instelling van de fader) door draaien aan de draaiknop
VOLUME (4) te veranderen.
105