Kooktabellen
aan de kook
brengen
1,2
d i v e r s e n
rijst
12
macaroni
12
spiegelei
8
spek uitbakken
8
stoofperen
12
appelmoes
10
boter smelten
8-10
pap koken
10
melk koken
10
pannekoeken
9
flensjes
8
drie in de pan
7
1 Schakel de kookplaat alleen op de hoogste stand (12) in als u water aan de kook wilt
brengen. Stand 12 is te hoog voor het verhitten van boter of melk en veel te hoog voor
ontdooien. Stand 11 is de grillstand. Deze stand is geschikt om vlees te braden.
2 De aangegeven waarden zijn gemiddelden en afhankelijk van ondermeer het soort pan. Pas
de aangegeven standen naar behoefte aan.
Reinigen
Alhoewel overgekookt voedsel niet in kan
branden, verdient het toch aanbeveling de
kookplaat direkt na gebruik schoon te maken.
Ook hardnekkige vlekken zijn met een mild
reinigingsmiddel (bijv. een sopje van een
afwasmiddel) te verwijderen. Waterkringen of
kalkresten kunt u het gemakkelijkst
verwijderen met schoonmaakazijn.
Metaalsporen (ontstaan door schuiven van
pannen) zijn vaak lastig te verwijderen.
Gebruik hiervoor bijv. Stahlfix of collo Luneta.
Gebruikt nooit schuurmiddelen, deze
veroorzaken krasjes waarin zich kalk en
vuil ophoopt.
tussenstand
doorkookstand
8
2
6
3
-
8
-
-
8
3
8
3
4-6
4
6
2
-
-
-
9
-
8
-
7
Gebruik nooit scherpe voorwerpen, zoals
staalwol en schuursponjes.
Beveiligingen
In het toestel zijn diverse beveiligingen inge-
bouwd om uw kookgerei en de elektronica te
beschermen. Wanneer het toestel op de juiste
wijze is opgesteld, zullen de beveiligingen zel-
den of nooit ingrijpen.
Detectiebeveiliging
De kookzone reageert alleen als er een
geschikte pan op staat. Wanneer er alleen
een lepel of vork op de kookzone ligt, zal de
kookzone niet inschakelen. De lampjes blijven
knipperen. Het toestel schakelt ook uit als
twee pannen elkaar raken of als een pan
kontakt maakt met een wand. Zorg er dus voor
dat de pannen "vrij" staan.
Ventilatiebeveiliging
De elektronica moet gekoeld worden. De
koele lucht wordt achter het keukenkastje
aangezogen en aan de voorzijde onder het
werkblad ook weer uitgeblazen. Het toestel
kan daarom alleen funktioneren wanneer er
voldoende lucht kan circuleren. Als er
onvoldoende lucht kan circuleren, zal het
toestel niet inschakelen.
Oververhittings-beveiligingen
In het toestel zijn drie beveiligingen tegen
oververhitting ingebouwd.
De
eerste beveiliging beschermt de
elektronica. Als de temperatuur van de
elektronica te hoog oploopt, grijpt deze
beveiliging in. Het toestel wordt
uitgeschakeld. De ventilator blijft doorlopen
om het toestel af te koelen. In het display
verschijnt F7. Druk op een willekeurige toets
en de melding verdwijnt. Schakel het toestel
opnieuw in en kies een lager vermogen.
De tweede beveiliging beschermt uw pannen.
Dit gebeurt door het controleren van de
temperatuur van de glasplaat. Voor deze
beveiliging is het van belang dat de panbodem
vlak is. Als de temperatuur te hoog wordt,
schakelt het toestel automatisch terug naar
een lager vermogen. Wanneer deze
beveiliging defekt is verschijnt in het display
F1 en F2 (voorste zones) of F3 en F4 (achterste
zones). Bel de Pelgrim Service Dienst als u de
foutmeldingen F1, F2, F3, F4, F5, F6, F8 in het
display krijgt.
De derde beveiliging beschermt tegen "vlam in
de pan". Als u een pan leeg opzet, of met
weinig olie erin, zal de kookplaat meten dat
het verwarmingsproces te snel gaat en zal het
toestel automatisch terug schakelen naar een
lager vermogen. Dit lager vermogen is niet
zichtbaar in het display. Zodra de plaat dan de
maximum temperatuur bereikt, wordt het
toestel uitgeschakeld (de tweede beveiliging
schakelt dan in).