Vóór het uitvoeren van willekeurige werkzaamheden aan de
pomp de stekker uit het stopcontact nemen.
Indien de pomp in een rioolput wordt ingebouwd, moet de
rioolput met een deksel afgesloten worden om de veiligheid
van passanten te waarborgen.
Bouw de pomp in geen geval in een vochtige schacht in
wegens kortsluitinggevaar en schaden door corrosie!
Ter vermijding, resp. voorkoming van eventuele schade
(bijvoorbeeld overstroomde ruimtes enz.), als gevolg
van een niet perfect functionerende pomp (door
storingen, resp. gebreken), is de bezitter (gebruiker)
verplicht desbetreffende veiligheidsmaatregelen te
nemen (inbouw van een alarminstallatie, reservepomp
e.d.).
Indien de pomp defect is, dient de reparatie uitsluitend door
een bevoegde werkplaats uitgevoerd te worden. Slechts
originele onderdelen mogen gebruikt worden.
Wij maken u er op attent dat wij in overeenstemming
met de geldige normen betreffende eventuele, door
onze apparaten veroorzaakte schaden, voor datgene
hieronder is aangegeven geen verantwoording
overnemen:
Verkeerde reparaties die door niet bevoegde werkplaatsen
werden uitgevoerd.
Zich aan het doel onttrekken, resp. het niet nakomen van
het regulaire gebruik.
Overbelasting van de pomp door continubedrijf.
Beveiliging tegen oververhitting
In de elektrische motor is een temperatuursonde gemonteerd
die bij overschrijding van een bepaalde temperatuur de pomp
automatisch uitschakelt, resp. na afkoeling weer inschakelt.
Het verhoogt de levensduur van de pomp vele malen en
verhindert het doorbranden van de elektrische motor.
Beveiliging tegen overbelasting/thermische
motorschakelaar
De pomp is met een thermische motorschakelaar uitgerust.
Indien de motor oververhit wordt, schakelt de
motorschakelaar de pomp automatisch uit. De afkoeltijd
bedraagt ca. 25 minuten, aansluitend schakelt de pomp zich
automatisch weer in. Als de motorschakelaar weer is
ingeschakeld, is het beslist noodzakelijk de oorzaak van het
uitschakelen op te sporen en deze oorzaak te verwijderen
(zie ook „Storingen"). De hier uitgevoerde adviezen mogen
niet als aanwijzingen voor "zelfgemaakte" reparaties
beschouwd worden omdat de reparatiewerkzaamheden
specifieke vakkennis nodig hebben. Bij eventuele storingen
dient u zich altijd tot de klantendienst te wenden.
Zorg beslist voor een goede luchttoevoer om
oververhitting van de pomp te vermijden!
Niet in te smalle schachten inbouwen of deze afdekken!
Bediening
Luchtdruk
Neem de netstekker uit.
Open een afnameventiel, bijv. waterkraan, zodat het in het
systeem aanwezige water wegloopt.
Draai de beschermkap van het luchtventiel los (F).
Controleer met behulp van een compressor en een
bandenspanningsmeter de luchtdruk in de ketel.
Voorgeschreven luchtdruk 1,5 ± 0,3 bar.
Ontluchting
Maak de ontluchtingsschroef los om de mogelijk
ingesloten lucht te laten ontsnappen (afb. A, pos. 11).
Water aftappen
Maak de aftapschroef los om de pomp leeg te laten lopen
(afb. A, pos. 7).
Keteldruk
De door de producent ingestelde uitschakeldruk bedraagt na
het beëindigde vulproces 3 – 4 bar.
De voordruk van de ketel (lucht) bedraagt 1,5 ± 0,3 bar en
moet regelmatig gecontroleerd en gecorrigeerd worden
(G).
Veiligheidsinstructies voor de bediening
Gebruik het apparaat pas nadat u de gebruiksaanwijzing
aandachtig hebt gelezen.
Let op alle, in de gebruiksaanwijzing aangegeven,
veiligheidsinstructies.
Gedraagt u zich verantwoord tegenover andere personen.
Aanwijzingen stap voor stap
•
Sluit aan de uitgangsaansluiting een passende
aanzuigleiding met terugslagventiel (voetventiel)
aan.
Dicht alle schroefaansluitingen aanvullend met
afdichtband af (B)
•
Verwijder voor het vullen de ontluchtingsschroef
aan de pompenrug en aan de aansluiting van de
drukleiding (afb. A, pos. 1 en 11). Vul het apparaat
(luchtledig) zover tot er water bij de
ontluchtingsopening uit komt (E).
•
Dicht de ontluchtingsschroef af en draai deze weer
in. Dicht aansluitend de drukleiding af en sluit deze
aan.
•
Sluit de pomp aan het stroomnet aan.
Let op: Bij installeren van zuig- en
drukleidingen aan de daarbij behorende aansluitingen
de desbetreffende schroefdraad voorzichtig indraaien
zodat geen beschadigingen door scheuren van het
pomphuis ontstaan!
Let op: Het zorgvuldige afdichten van de
schroefdraadaansluitingen en het luchtledig vullen (E)
van het aanzuigsysteem - (zuigslang en pompenhuis)
vermijden resultaatloze aanzuigpogingen!
Controleer het voetventiel op dichtheid (D) – vul het
systeem volgens de aanwijzing (C) en trek de zuigslang
vóór de inbedrijfstelling voor controle (D) uit het
verpompte vloeistof – de vloeistof mag nu niet uit de
zuigslang lopen!
32