Nederlands
7.2
Elektrische aansluiting
Veiligheid
Voorbereiding/aanwijzingen
58
AANWIJZING
Bij installaties die geïsoleerd worden, mag alleen het pomphuis wor-
den geïsoleerd, niet de lantaarn en de motor.
• Twee tegenover elkaar liggende openingen (afb. 1, pos. 365u) aan de
flens aan de motorzijde van het lantaarnstuk maken (afhankelijk van
de inbouwwijze) het herkennen van lekkages van de mechanische
afdichting mogelijk. Deze openingen mogen niet worden geblokkeerd
(stop verwijderen); bij leidingsysteem zichtbare uitlaat inbouwen.
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting bestaat levensgevaar
door elektrische schok.
• Elektrische aansluiting uitsluitend door een elektricien met toela-
ting door het plaatselijke energiebedrijf en overeenkomstig de
plaatselijk geldende voorschriften laten uitvoeren.
• Inbouw- en bedieningsvoorschriften van het toebehoren in acht
nemen!
WAARSCHUWING! Gevaar voor overbelasting van het net!
Een ontoereikende netwerkuitvoering kan wegens overbelasting
van het net tot uitval van het systeem en zelfs tot brand in kabels
leiden.
• Bij de netwerkuitvoering vooral m.b.t. de gebruikte kabeldoorsne-
den en zekeringen ermee rekening houden dat het tijdens het
meerpompenbedrijf mogelijk is dat alle pompen kortstondig gelijk-
tijdig in bedrijf zijn.
• De elektrische aansluiting moet via een vast geplaatste netaansluit-
leiding plaatsvinden, die is voorzien van een stekker of een meerpo-
lige schakelaar met een contactopeningsbreedte van minimaal 3 mm
(in Duitsland conform VDE 0730 deel 1).
• De aansluitleiding dient zodanig gelegd te worden, dat er in geen
geval contact gemaakt wordt met de leiding en/of het pomp- en
motorhuis.
• Voor een goede druipwaterbescherming en trekontlasting van de
kabelschroefverbinding, kabels gebruiken met voldoende buitendia-
meter en deze stevig vastschroeven. Om het ontstane druipwater af
te voeren moeten de kabels in de buurt van de kabelschroefverbin-
ding naar een afvoerlus worden geleid.
• Kabelschroefverbindingen die niet bezet zijn, moeten met de door de
fabrikant geleverde stop worden afgesloten.
• Bij toepassing van de pompen in installaties met watertemperaturen
boven 90 °C moet een voldoende warmtebestendige netaansluitlei-
ding worden gebruikt.
• Stroomtype en spanning van de netaansluiting controleren.
• Gegevens op het typeplaatje van de pomp in acht nemen. Het
stroomtype en de spanning van de netaansluiting dienen overeen te
komen met de gegevens op het typeplaatje.
• Netzijdige zekering: afhankelijk van nominale motorstroom en
inschakeltype.
• Pomp/installatie op de voorgeschreven wijze aarden.
WILO SE 03/2021