LET OP! De olie wordt zeer snel het systeem
ingezogen. Zorg dat het reservoir altijd vol
is. Zorg dat er geen lucht wordt ingezogen.
5. Zet het gaspedaal in de voorste stand door het te
blokkeren met een houten wig. Zie afb. 22. Vul
het oliereservoir handmatig met nieuwe olie.
6. Laat de motor een minuut in de stand vooruit
draaien.
7. Verwijder de houten wig en zet het gaspedaal in
de stand achteruit. Ga door met het bijvullen
van de olie.
8. Laat de motor een minuut in de stand achteruit
draaien.
9. Verander de rijrichting elke minuut, zoals hier-
boven is aangegeven, en ga door met het bijvul-
len van de olie tot het borrelen in het reservoir
stopt.
10.Zet de motor uit, plaats het kapje van het oliere-
servoir en sluit de motorkap.
11.Maak een proefritje van enkele minuten en pas
zonodig het olieniveau aan.
5.7 Riemtransmissies
Controleer na 5 werkuren of alle riemen intact en
onbeschadigd zijn.
5.8 Besturing
De besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 wer-
kuren.
5.8.1 Controles
Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen
speling in de stuurkettingen zitten.
5.8.2 Afstelling
Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
1. Zet de machine in de 'recht vooruit'-stand.
2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren
onder het middelpunt. Zie afb. 26.
3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling
meer is.
4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of
het stuur recht staat.
5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene
moer losser en de andere vaster.
Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor
wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van
de kabels toe.
5.9 Accu
Als u het zuur in uw ogen of op uw huid
krijgt, kan dit ernstig letsel veroorza-
ken. Als er zuur op uw lichaam terecht-
komt, moet u het betreffende
lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen
met een ruime hoeveelheid water en zo
snel mogelijk medische hulp zoeken.
NEDERLANDS
De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft
een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof
kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij-
voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
De accu moet volledig zijn opgeladen
voordat u deze voor de eerste keer gaat
gebruiken. De accu moet altijd volledig
opgeladen worden bewaard, anders
kan deze beschadigd raken.
5.9.1 Accu opladen met motor
De accu kan als volgt worden opgeladen met de
dynamo van de motor.
1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
gebeeld.
2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
sen kunnen worden afgevoerd.
3. Start de motor volgens de instructies in de hand-
leiding.
4. Laat de motor 45 minuten lopen.
5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela-
den.
5.9.2 Accu opladen met oplader
Als de accu wordt opgeladen met een oplader,
dient deze een constante spanning te hebben.
Neem contact op met uw leverancier voor een der-
gelijke oplader.
De accu kan beschadigd raken als er een stan-
daard oplader wordt gebruikt.
5.9.3 Verwijderen/Plaatsen
De accu zit onder de motorkap. Bij het verwijderen
of plaatsen van de accu, dient u rekening te houden
met het volgende:
• Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel
los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna
de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
• Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op
de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte
kabel aan op de negatieve accuklem (-).
Als u de kabels niet in de goede volgor-
de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
ting ontstaan en kan de accu
beschadigd raken.
Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
namo en de accu beschadigd.
Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
kunnen brand veroorzaken.
De accu moet altijd aangesloten zijn als
u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken.
NL
87