Ingebruikname van een modelhelicopter.
Ook wanneer U "alles" over modelhelicopters weet moet U de volgende tekst lezen:
Controleer voor het in gebruik nemen;
-
De stuurrichtingen (ook de gasfunctie), en de grootte van de uitslagen.
-
Werkrichting van de gyro en van de in de zender geprogrammeerde mixfuncties.
-
Pitchweg (lineair verloop –2/-3° tot +9/+10°) vanaf rotordiameter Ø 2000mm 0° tot + 10°
-
Servoweg kan verminderd worden, maar niet meer dan 60% van de eigenlijke waarde,
(in geval van grotere waarden dan alleen mechanisch dit instellen) en zoveel mogelijk symetrisch Pitch
min. / Pitch max. en zowel de rol- en nickuitslag tegelijkertijd in alle richtingen bewegen, daarbij de rotorkop
draaien en controleren of bij de maximum uitslagen er geen mechanisch vastlopen van de rotorkopkomponen-
ten ontstaat en de geleidingsstift van de pitchcompensator niet op de tuimelschijf kan slaan.
-
Bij rotorkoppen met een tuimelschijfmeenemer voor elke ! startprocedure de kogellinks op de juiste
montagepositie controleren.
-
De autorotatieschakelaar moet aangesloten en gemakkelijk te bedienen zijn! (instelling bij autorotatie;
motor op positie „uit" en alle stuurrichtingen en uitslagen zoals bij normaal vliegen,) staartrotor op 0 graden =
vaste waarde.
-
Gebruik de gyro voor de staartrotor vooralsnog niet in de "heading-lock modus".
-
In tegenstelling tot wat menige gyro-fabrikanten voorschrijven, hebben grotere helicopters op grond
van hun massa-traagheid een instelling op de zender van staartrotormixing in de normaalmode nodig.
-
Staartrotorpositie bij pitch min 0° - bij pitch max. hebben de in de bladhouder samengeklapte staartro-
tor-bladen een afstand tussen de bladeinden van ca 50 – 60 mm
-
Stelt U de motor in het begin "vet" af , en stel de gaskurve laag in: de gaskurve wordt dan in kleine
stappen omhoog gebracht en de motor wordt dan voorzichtig "mager" ingesteld totdat het juiste toerentalni-
veau bereikt is; d.w.z. van onderaan opbouwen!
-
De eerste tankvulling moet alleen op een hoogte van ca 1 mtr gevlogen worden, totdat het zeker is,
dat er geen problemen zijn en alles storingsvrij functioneert:
-
Let U daarbij kritisch ( ! ) op ongewone geluiden en vibraties en in voorkomend geval dit eerst verhel-
pen!
-
Laat U niet door omstanders "opjutten".
-
Vermijd zweefvlucht behalve bij het z.g. bodem-effect (ca 1 mtr bij model, d.w.z. halve rotordiameter
als zweefvluchthoogte): Het kost n.l. veel vermogen en U bent afhankelijk van de motor: Modelhelicopters heb-
ben in tegenstelling tot de meeste "echte" helicopters maar de beschikking over een ! motor.
Voor de eerste rondvluchten: In bodemeffect tot gemiddelde snelheid opvoeren om pas dan omhoog te gaan
(alleen zo is het mogelijk wanneer de motor uitvalt altijd veilig te landen) ; hou steeds een voorwaarstvlucht
aan en voor de landing altijd een gelijkmatige daalvlucht (ca 45 °) tegen de wind in tot de landingsplek, om
dan eerst in het z.g. bodemeffect tot stilstand te komen.
Ook wanneer alles eigenlijk goed functioneert, kan het toch voorkomen dat in daalvlucht het toerental te
hoog oploopt (Idle up te hoog !) wat enorme trillingen aan de helicopter kan veroorzaken. In dat geval zijn er
maar twee oplossingen: direct de pitch naar zweefvluchtpostitie brengen, en verdere daalvlucht alleen via de
nickfunctie uitvoeren. (d.w.z. met geringe daalsnelheid bochten vliegen om zo de hoogte te verminderen) of
direct een autorotatie uitvoeren.
Direct betekent binnen de eerste seconde.
Traint U zich vooraf in gedachten, wat U in zo'n bijzondere situatie moet doen.
Wanneer in uw model steeds weer dezelfde storing / technisch defect optreedt ook na venieuwing van de on-
derdelen is het duidelijk dat dit niet de oplossing van het probleem is, zolang er niets aan de instellingen van
de helicopter wordt veranderd.
Een opmerking nog ter afsluiting:
Schat uw vliegervaring realistisch in: daartoe past de volgende vergelijking: wie niet zwemmen kan en toch in
het diepe water springt, zal zeker verdrinken!
Technische Änderungen vorbehalten / Subject to technical changes
45