6.3
STARTEN
OPMERKING Start de machine op een vlakke
ondergrond zonder hindernissen of hoog gras.
Open het luikje voor toegang tot de accuruimte
1.
(afb.14.A).
2.
plaats de accu correct in zijn zitting (par. 7.2.4);
Steek de veiligheidssleutel goed
3.
in zijn zitting(afb.14.B).
4a. Modellen met 1 accusleuf: draai de
veiligheidssleutel in de stand '1'.
4b. Modellen met 2 accusleuven: draai de
veiligheidssleutel in de stand '1' of '2',
afhankelijk van de accu die u wilt gebruiken.
Druk op de veiligheidsknop (afb. 15.A) en trek
5.
aan de versnellingshendel (afb. 15.B).
6.4
HET WERK
BELANGRIJK Behoud tijdens het werk steeds de
veiligheidsafstand ten opzichte van de maai-inrichting,
die overeenstemt met de lengte van de steel.
De autonomie van de accu (en dus de oppervlakte
van de gazon die bewerkt kan worden alvorens
de accu weer op te laden) wordt beïnvloed door
verschillende factoren, beschreven in (par. 7.2.1).
BELANGRIJK Indien de motor stopt wegens
oververhitting tijdens het werk moet ongeveer 5 minuten
worden gewacht, voordat u hem weer kunt starten.
6.4.1
Het gras maaien
Start de voortbeweging en het maaien
1.
van de met gras bedekte zone;
Pas de snelheid en de maaihoogte aan (par.
2.
5.4) aan de toestand van het gras (hoogte,
densiteit en vochtigheid van het gras) en
aan de hoeveelheid verwijderd gras;
Het uitzicht van het grasveld zal mooier
3.
zijn als de maaibeurten altijd op dezelfde
hoogte worden uitgevoerd, en afwisselend
in beide richtingen (afb. 15).
In geval van "mulching" of aflaat
achteraan van het gras:
• vermijd steeds grote hoeveelheden gras af te snijden.
Maai nooit meer dan een derde van de totale
hoogte van het gras in een enkele beurt (afb.16);
• Houd het chassis steeds goed schoon (par. 7.3.1).
Tips om altijd een mooi gazon te hebben
6.4.2
• Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat
het gras regelmatig gemaaid wordt. Het gazon kan
van verschillende soorten gras zijn. Bij regelmatige
maaibeurten, groeit het gras sneller, waardoor
meer wortelgroei ontstaat en een mooi dicht gazon
bekomen wordt; indien minder vaak gemaaid wordt,
wordt ook de groei van hoog en wild gras bevorderd
(klaver, margrieten, enz.) . De maaifrequentie wordt
bepaald aan de hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog wordt.
• De optimale hoogte van het gras van een goed verzorgd
gazon bedraagt ongeveer 4-5 cm en met een enkele
maaibeurt wordt het best niet meer dan een derde van
de volledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog is,
raden wij aan om het gazon, met tussenpoos van één
dag, in twee keer te maaien, de eerste keer met de
maai-inrichtingen in de hoogste stand en de tweede
keer met de maai-inrichtingen in de gewenste stand.
• Een te lage maaihoogte kan het grasveld schaden,
zodat "vlekken" kunnen gevormd worden.
• In de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
• Het is beter het gras te maaien als het gazon goed
droog is. Maai het gras niet wanneer het nat is;
dit zou de werkzaamheid van de maai-inrichting
verminderen omwille van het gras dat eraan vastkleeft,
en zou scheuren in het grasveld veroorzaken.
• De maai-inrichtingen dienen geen gebreken te vertonen
en goed scherp te zijn, zodat het gras op de juiste
manier wordt gemaaid zonder uitgerukt te worden.
Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden.
Opvangzak leegmaken
6.4.3
Wanneer de opvangzak (Afb.1.E) te vol wordt, is
de opvang van het gras niet meer doeltreffend en
zal het lawaai van de grasmaaier wijzigen.
In geval van opvangzak met inrichting
voor de signalering van de inhoud:
1. Hoog = leeg.
2. Laag = vol.
Tijdens de werkzaamheden, wanneer de maai-
inrichting in beweging is, blijft de signalering hoog
gesteld tot de opvangzak in staat is om het gemaaide
gras op te vangen; wanneer ze laag wordt gesteld, is
de opvangzak vol en moet hij leeggemaakt worden.
Om de opvangzak te verwijderen en leeg te maken:
laat de versnellingshendel los en wacht tot
1.
de maai-inrichting is gestopt (par. 6.5);
til de uitworpbescherming aan de achterkant op
2.
(Afb.11.A), neem de handgreep vast en verwijder
de opvangzak terwijl hij recht wordt gehouden.
6.5
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1.
laat de versnellingshendel los (afb.17.A);
wacht tot de maai-inrichting stilvalt;
2.
Na de machine stopgezet te hebben, moet
men enkele seconden wachten vooraleer
de maai-inrichting tot stilstand komt.
NL - 8