3.2 Elektrische installatie
3.2.1 De sensor op een snelaansluiting aansluiten (ongevaarlijke omgeving)
1. Sluit de sensorkabel aan op de snelaansluiting van de sc-controller. Raadpleeg
Bewaar de dop van de connector, om deze af te sluiten indien de sensor verwijderd moet
worden.
2. Als de voeding is ingeschakeld wanneer de sensor is aangesloten:
• SC200 controller—Selecteer TEST/ONDERHOUD > SCAN SONDE.
• SC1000 controller—Selecteer SYSTEEM SETUP > SENSOR MANAGEMENT > SCANNING
VOOR NIEUWE SENSOREN.
Afbeelding 6 De sensor op een snelaansluiting aansluiten
3.2.2 De sensor aansluiten op een snelaansluiting (gevaarlijke omgeving)
Explosiegevaar. Koppel elektrische componenten of circuits van het instrument alleen aan of los als
de stroom uitgeschakeld is of als de zone ongevaarlijk is.
De controllers uit de sc-reeks zijn geschikt voor gebruik in gevaarlijke omgevingen van Klasse 1,
Divisie 2, Groepen A, B, C, D. Sensoren geschikt voor gevaarlijke omgevingen van Klasse 1, Divisie
2, Groepen A, B, C, D, zijn duidelijk gemarkeerd als gecertificeerd voor gevaarlijke omgevingen van
Klasse 1, Divisie 2.
1. Onderbreek de voeding naar de controller.
2. Sluit de sensorkabel aan op de snelaansluiting van de sc-controller. Raadpleeg
op pagina 184.
Bewaar de dop van de connector, om deze af te sluiten indien de sensor verwijderd moet
worden.
3. Breng een veiligheidsvergrendeling aan op de connector. Raadpleeg
4. Schakel de voeding van de controller in.
184 Nederlands
G E V A A R
Afbeelding
Afbeelding 6
Afbeelding
7.
6.