Hach pH Manuel D'utilisation page 186

Hoofdstuk 4 Bediening
4.1 Gebruikersnavigatie
Raadpleeg de documentatie van de controller voor een beschrijving van het toetsenpaneel en voor
informatie over het navigeren.
4.2 Configureer de sensor
Selecteer een sensornaam en het type sensor. Wijzig opties voor meting, kalibratie,
gegevensverwerking en opslag.
1. Druk op menu en selecteerSONDE SETUP > [selecteer sensor] > CONFIGUREREN.
2. Selecteer een optie.
Optie
WIJZIG NAAM
KIES SENSOR
SCHERMWEERGAVE Alleen voor pH-sensoren—Dit wijzigt het aantal decimale plaatsen dat op het
TEMP EENHEID
LOG SETUP
AC FREQUENCY
GEMIDDELDE
TEMP.ELEMENT
KIES BUFFER
PUUR WATERCOMP
CAL DAGEN
186 Nederlands
Beschrijving
Wijzigt de naam die overeenkomt met de sensor bovenaan op het meetscherm. De
naam is beperkt tot 12 karakters en mag bestaan uit een willekeurige combinatie
van letter, cijfers, spaties en interpunctietekens.
Stelt het type sensor (pH of ORP) in.
meetscherm wordt getoond in XX.XX (standaard) of XX.X.
Stelt de temperatuureenheid in op °C (standaard) of °F.
Dit stelt de tijdsinterval voor gegevensopslag in de gegevenslog in—5, 30 seconden,
1, 2, 5, 10, 15 (standaard), 30, 60 minuten.
Stelt de frequentie in van de wisselstroom die wordt geleverd aan de controller
(50 of 60 Hz). Als de voeding naar de controller 120 VAC is, selecteert u 60 Hz. Als
de voeding naar de controller 230 VAC is, selecteert u 50 Hz.
Stelt een tijdconstante in ter verhoging van de signaalstabiliteit. De tijdsconstante
berekent de gemiddelde waarde gedurende een opgegeven tijd—0 (geen effect,
standaard) tot 60 seconden (gemiddelde van signaalwaarde voor 60 seconden). De
filter verlengt de benodigde tijd voor het sensorsignaal om te reageren op de
werkelijke procesveranderingen.
pH-sensoren—Stelt het temperatuurelement voor automatische temperatuuroffset in
op PT100, PT1000, NTC300 (standaard) of HANDMATIG. Als er geen element
wordt gebruikt, kan het type op HANDMATIG worden gezet en kan een waarde voor
temperatuuroffset worden ingevuld (handmatig standaard: 25 °C).
ORP-sensoren—de temperatuuroffset wordt niet gebruikt. Voor het meten van de
temperatuur kan een temperatuurelement worden aangesloten.
Alleen voor pH-sensoren—Selecteert de bufferoplossingen die worden gebruikt voor
kalibratie. Opties: pH 4, 7, 10 (standaard) of DIN 19267 (pH 1,09; 4,65; 6,79; 9,23;
12,75)
Opmerking: Andere bufferoplossingen kunnen worden gebruikt voor kalibratie.
Alleen voor pH-sensoren—Dit brengt een temperatuurafhankelijke correctie aan op
de gemeten pH-waarde voor puur water met toevoegingen—GEEN (standaard),
AMMONIUM, MORPHOLINE of USER DEFINED. Voor procestemperaturen boven
de 50 °C, wordt de correctie op 50 °C gebruikt. Voor door de gebruikers
gedefinieerde applicaties kan een lineaire steilheid worden ingevuld (standaard:
0 pH/°C).
Stelt het kalibratie-interval in (standaard: 60 dagen).
Opmerking: Er verschijnt een waarschuwing op het controllerdisplay wanneer het
aantal dagen sinds de kalibratie van de sensor hoger is dan het kalibratie-interval.