Blaaspijp
1
Een schroevendraaier tussen de
N
lippen (1) van de slangklem (2) op
de bedieningshandgreep schuiven
De schroevendraaier rechtsom
N
draaien – de slangklem (2) wordt
ontgrendeld
Slang (3) van de nippel trekken
N
6
5
Spuitmond (4) verdraaien tot de
N
pennen (5) niet meer zichtbaar zijn
Spuitmond (4) van de blaaspijp (6)
N
trekken
Terug ombouwen naar spuit-,
vernevelstand
Het ombouwen vindt plaats in
omgekeerde volgorde.
SR 430, SR 450
Montage van de slang
2
3
De slang met de slangklem (2) op
N
de nippel van de
bedieningshandgreep schuiven
Slangklem (2) met een tang
N
samendrukken tot de borgstrip bij
het vergrendelpunt is vergrendeld
4
Spuitmiddelreservoir vullen
2
1
Pakkingring (1) in de dop mag niet
N
zijn beschadigd, moet ingevet en
schoon zijn
Het apparaat op een vlakke
N
ondergrond plaatsen
Spuit-, vernevelstand
Afsluiterhendel (1) voor de
N
spuitmiddeltoevoer dicht zetten
Nederlands
1
105