Voor het openen van het batterijvakdeksel (4) draait u de
vergrendeling (3) met de klok mee (naar rechts) in stand
en trekt u het batterijvakdeksel eraf. Plaats de batterijen.
Let er hierbij op dat de polen juist worden geplaatst volgens
de afbeelding op de binnenkant van het batterijvak.
Voor het sluiten van het batterijvakdeksel (4) plaatst u dit
onder op de behuizing en drukt u het daarna boven aan.
Draai de vergrendeling (3) tegen de klok in (naar links) in
stand , om het batterijvakdeksel te vergrendelen.
Als de batterijen zwak worden, dan knipperen de laserstra-
len in een langzaam ritme. Nadat de aanduiding voor het
eerst knippert, kan het meetgereedschap nog ca. 8 uur wor-
den gebruikt.
Vervang altijd alle batterijen tegelijk. Gebruik alleen batterij-
en van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Haal de batterijen uit het meetgereedschap, wanneer
u
u dit langere tijd niet gebruikt. De batterijen kunnen bij
een langere periode van opslag corroderen en zichzelf
ontladen.
Gebruik
Ingebruikname
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel
u
zonlicht.
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tem-
u
peraturen of temperatuurschommelingen. Laat het
bijv. niet gedurende langere tijd in de auto liggen. Laat het
meetgereedschap bij grotere temperatuurschommelin-
gen eerst op temperatuur komen, voordat u het in gebruik
neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuurschom-
melingen kan de nauwkeurigheid van het meetgereed-
schap nadelig beïnvloed worden.
Vermijd krachtige stoten of vallen van het meetge-
u
reedschap. Na sterke invloeden van buitenaf op het
meetgereedschap, moet u altijd vóór het opnieuw gebrui-
ken hiervan een nauwkeurigheidscontrole uitvoeren (zie
„Mauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap",
Pagina 35).
Het meetgereedschap tijdens transport uitschakelen.
u
Bij het uitschakelen wordt de pendeleenheid vergren-
deld. Anders kan deze bij heftige bewegingen beschadigd
raken.
In-/uitschakelen
Voor het inschakelen van het meetgereedschap schuift u de
aan/uit-schakelaar (2) naar boven, zodat op de schakelaar
„I" verschijnt. Het meetgereedschap zendt direct na het in-
schakelen een laserstraal uit elk van de openingen (1).
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
u
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
Voor het uitschakelen van het meetgereedschap schuift u
de aan/uit-schakelaar (2) naar beneden, zodat op de scha-
kelaar „0" verschijnt. Bij het uitschakelen wordt de pende-
leenheid vergrendeld.
Bosch Power Tools
Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbe-
u
heerd achter en schakel het meetgereedschap na ge-
bruik uit. Andere personen kunnen door de laserstraal
verblind worden.
Automatische uitschakeling instellen
Het meetgereedschap wordt na een gebruiksduur van
20 min automatisch uitgeschakeld.
De automatische uitschakeling kan van 20 min naar 8 uur
worden omgeschakeld. Schakel daarvoor het meetgereed-
schap in, onmiddellijk weer uit en binnen 4 seconden op-
nieuw in. Ter bevestiging van de wijziging knipperen alle la-
serstralen na de tweede keer inschakelen gedurende 2 se-
conden in een snel ritme.
Bij de volgende keer inschakelen van het meetgereedschap
is de automatische uitschakeling weer op 20 min ingesteld.
Automatische nivellering
Plaats het meetgereedschap op een horizontale, vlakke on-
dergrond, bevestig het op de houder (8) of het statief (16).
Na het inschakelen compenseert de automatische nivellering
automatisch oneffenheden binnen het zelfnivelleerbereik
van ±5° (lengteas) of ±3° (breedteas). De nivellering is afge-
sloten zodra de laserstralen niet meer bewegen.
Is automatische nivellering niet mogelijk, bijv. omdat het
standvlak van het meetgereedschap meer dan 5° of 3° van
de horizontale lijn afwijkt, dan knipperen de laserstralen in
een snel ritme.
Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en
wacht de zelfnivellering af. Zodra het meetgereedschap bin-
nen het zelfnivelleerbereik van ±5° of ±3° komt, branden de
laserstralen continu.
Bij schokken of veranderingen van positie tijdens het gebruik
wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw genivel-
leerd. Controleer na het hernieuwd waterpassen de positie
van de horizontale of verticale laserstralen met betrekking
tot de referentiepunten om fouten door een verschuiving van
het meetgereedschap te voorkomen.
Mauwkeurigheidscontrole van het
meetgereedschap
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit.
Vooral vanaf de grond naar boven toe verlopende tempera-
tuurverschillen kunnen de laserstraal afbuigen.
Omdat de temperatuurverschillen bij de grond het grootst
zijn, dient u het meetgereedschap vanaf een meettraject van
20 meter altijd op een statief te monteren. Plaats het meet-
gereedschap bovendien indien mogelijk in het midden van
het werkvlak.
Naast externe invloeden kunnen ook toestelspecifieke in-
vloeden (zoals val of sterke stoten) leiden tot afwijkingen.
Controleer daarom de nivelleernauwkeurigheid, telkens
voordat u begint te werken.
Als het meetgereedschap bij een van de controles de maxi-
male afwijking overschrijdt, dient u het door een Bosch-klan-
tenservice te laten repareren.
Nederlands | 35
1 609 92A 4HS | (28.01.2019)